Charles van der Sluis (Foto: Wikipedia) |
De
Duitsers kregen een van de overvallers van Haagse Veer te pakken, Kees Bitter,
een man van Knokploeg-Zuid. Kees pleegde verraad, vanuit een auto van de SD
wees hij Frits Ruys aan als deelnemer
aan de overval. Die had een knokploeg geformeerd, die ook onder Esmeijer
ressorteerde, samen met zijn vriend Charles
van der Sluis en anderen. De dag direct na het verraad werd Frits al gefusilleerd.
Charles besloot meteen zijn werkterrein te verleggen naar inlichtingenwerk. Hij
zou de oorlog overleven en uit zijn geschiedenis blijkt eens te meer hoe ambivalent
het leven van een verzetsstrijder kon zijn. Charles studeerde aan de
Economische Hogeschool en zijn vader vond hem een nietsnut die te weinig aan
zijn studie deed. Hij vertelde hem van de overval op het Afrikaanderplein. Wat
een kerels waren dat, die zoiets aandurfden. Die moest dat watje van een zoon eens
als voorbeeld nemen. Charles zweeg, hij kon onmogelijk vertellen dat hij een
van die kerels was.
In Parijs
overleed op eenenzeventigjarige leeftijd de man die al in de jaren dertig
verkondigde dat de leiding van de planeet in handen diende te blijven van ‘dominante
blanke rassen’, Lindberghs
kompaan, de chirurg Alexis Carrel. Hij zou zo goed als zeker na de oorlog voor
de rechter worden gebracht als collaborateur. Zijn in 1935 geschreven boek ‘Man
the Unknown’ zou in elk geval de Neurenberger processen wel halen. Er werd uit
geciteerd om de rasverbeteringspraktijken van de nazi’s te verdedigen.
In Heusden
en omgeving kwamen 134 mensen om doordat de Duitsers daar de hoogste punten
opbliezen, zodat de oprukkende geallieerden ze niet als observatieposten konden
gebruiken. Een van die punten was het stadhuis, waarvan de moffen zeker wisten
dat het als schuilplaats werd gebruikt door de plaatselijke bevolking. Daags
erna trokken Schotse militairen de in puin liggende stad binnen.
In Rotterdam wilden de Duitsers schepen tot zinken brengen op
punten waar zij de havens en de Nieuwe-Waterweg zouden blokkeren voor de
geallieerden. Knokploeg Rotterdam-Zuid kwam in actie om dat zoveel mogelijk te
voorkomen. De mannen van de ‘havensabotageploeg’ brachten kleefmijnen aan op
schepen, voordat zij naar de plaatsen van afzinken konden worden gebracht.
Aangespoord door de Britse Admiraliteit voorkwamen zij hiermee dat de
geallieerden vanuit hetzelfde oogmerk de schepen gingen bombarderen, en de
Rotterdammer wist zo langzamerhand wel wat dat voor de omgeving kon betekenen.
Vier zeeschepen werden tot half januari 1945 door het aanbrengen van de
zogenaamde limpets op hun ligplaatsen tot zinken gebracht. Verder een grote
drijvende bok en 21 grote binnenvaartuigen.
Lichtflitsen
aan de avondhemel. Nerveusmakend gerommel, gebonk, geknal, de strijd kwam nader
en werd hoorbaar in de Maasstad. Het Duitse Vijftiende Leger was ver teruggedreven,
Walcheren was bevrijd, de geallieerden stonden aan de Moerdijk, de Duitsers
verschansten zich achter het Hollands Diep. In Rotterdam stond de volgende ramp
alweer voor de deur. Iedereen vreesde nieuwe ellende, niemand vermoedde in
welke vorm.
Duitslands
oorlogsindustrie bleef op volle toeren draaien om aan de vraag naar materieel
en wapens te voldoen en breidde zich zelfs uit. De vraag groeide nu doordat het
veroveren allengs omsloeg in terugvechten, zich verdedigen en de aftocht
blazen. Er werden in Duitsland steeds meer mensen opgeroepen voor militaire
dienst om tegenspel te kunnen leveren. Die nieuwkomers moesten worden voorzien
van uitrusting en zij hadden het productieproces verlaten. Dat betekende dat er
in de industrie een ernstig tekort aan arbeidskrachten ontstond.
Daarbij kwamen er ook nog steeds meer Duitse soldaten naar Nederland, terug
van het front. Voor hen moesten defensieve stellingen worden opgeworpen,
waardoor ook hier de behoefte aan arbeidskrachten was gegroeid.
De Duitse
druk op Nederlanders om zich te melden werd daarom steeds groter. Aan de andere
kant spoorden ‘Radio Oranje’ en het verzet de Nederlanders juist aan de
arbeidsinzet te saboteren. Daaraan werd uitgebreid gehoor gegeven en ook
keerden velen die waren ingezet gewoon weer terug naar huis. De verplichte
aanmelding voor de arbeidsinzet was een complete mislukking geworden. De
Duitsers zochten dan ook al geruime tijd naar een doeltreffender aanpak.
Omdat zij ervan op de hoogte waren dat bij de opmars in Belgiƫ de Amerikanen
werden begeleid door de verzetsbeweging, wilden de Duitsers dat in Nederland
voorkomen door in de bedreigde gebieden de weerbare bevolking te elimineren.
Het mes zou zodoende aan twee kanten snijden, geen hulp aan de vijand en wel
aan de eigen industrie. Hitler had het al mogelijk gemaakt dat het leger
zelfstandig mannelijke krachten kon vorderen. Dat was slechts een begin. Er
kwamen officieren naar Nederland met bijzondere volmachten voor het vorderen
van arbeidskrachten.
Voor de Nederlanders en de Rotterdammers in het bijzonder kon dat slechts nog
meer ellende betekenen. Want dat er al meer dan 40 duizend Rotterdammers als
tewerkgestelden in Duitsland verbleven, was de Duitsers niet genoeg. Alle weerbare
Rotterdamse mannen tussen de zeventien en veertig jaar moesten worden
opgeroepen en opgepakt voor de arbeidsinzet.
Met het wegvoeren van nog eens ruim 50 duizend mannen zou de ‘razzia van
Rotterdam’ de grootste uit de Nederlandse oorlogsgeschiedenis worden.
(wordt
vervolgd)
nnn
Geen opmerkingen:
Een reactie posten