zondag 4 september 2016

ANNA'S JAREN (164) - Echte kerels

Charles van der Sluis
(Foto: Wikipedia)
De Duitsers kregen een van de overvallers van Haagse Veer te pakken, Kees Bitter, een man van Knokploeg-Zuid. Kees pleegde verraad, vanuit een auto van de SD wees hij Frits Ruys  aan als deelnemer aan de overval. Die had een knokploeg geformeerd, die ook onder Esmeijer ressorteerde, samen met zijn vriend Charles van der Sluis  en anderen. De dag direct na het verraad werd Frits al gefusilleerd. Charles besloot meteen zijn werkterrein te verleggen naar inlichtingenwerk. Hij zou de oorlog overleven en uit zijn geschiedenis blijkt eens te meer hoe ambivalent het leven van een verzetsstrijder kon zijn. Charles studeerde aan de Economische Hogeschool en zijn vader vond hem een nietsnut die te weinig aan zijn studie deed. Hij vertelde hem van de overval op het Afrikaanderplein. Wat een kerels waren dat, die zoiets aandurfden. Die moest dat watje van een zoon eens als voorbeeld nemen. Charles zweeg, hij kon onmogelijk vertellen dat hij een van die kerels was. 

In Parijs overleed op eenenzeventigjarige leeftijd de man die al in de jaren dertig verkondigde dat de leiding van de planeet in handen diende te blijven van ‘dominante blanke rassen’, Lindberghs kompaan, de chirurg Alexis Carrel. Hij zou zo goed als zeker na de oorlog voor de rechter worden gebracht als collaborateur. Zijn in 1935 geschreven boek ‘Man the Unknown’ zou in elk geval de Neurenberger processen wel halen. Er werd uit geciteerd om de rasverbeteringspraktijken van de nazi’s te verdedigen.
In Heusden en omgeving kwamen 134 mensen om doordat de Duitsers daar de hoogste punten opbliezen, zodat de oprukkende geallieerden ze niet als observatieposten konden gebruiken. Een van die punten was het stadhuis, waarvan de moffen zeker wisten dat het als schuilplaats werd gebruikt door de plaatselijke bevolking. Daags erna trokken Schotse militairen de in puin liggende stad binnen.
In Rotterdam wilden de Duitsers schepen tot zinken brengen op punten waar zij de havens en de Nieuwe-Waterweg zouden blokkeren voor de geallieerden. Knokploeg Rotterdam-Zuid kwam in actie om dat zoveel mogelijk te voorkomen. De mannen van de ‘havensabotageploeg’ brachten kleefmijnen aan op schepen, voordat zij naar de plaatsen van afzinken konden worden gebracht. Aangespoord door de Britse Admiraliteit voorkwamen zij hiermee dat de geallieerden vanuit hetzelfde oogmerk de schepen gingen bombarderen, en de Rotterdammer wist zo langzamerhand wel wat dat voor de omgeving kon betekenen. Vier zeeschepen werden tot half januari 1945 door het aanbrengen van de zogenaamde limpets op hun ligplaatsen tot zinken gebracht. Verder een grote drijvende bok en 21 grote binnenvaartuigen.

Lichtflitsen aan de avondhemel. Nerveusmakend gerommel, gebonk, geknal, de strijd kwam nader en werd hoorbaar in de Maasstad. Het Duitse Vijftiende Leger was ver teruggedreven, Walcheren was bevrijd, de geallieerden stonden aan de Moerdijk, de Duitsers verschansten zich achter het Hollands Diep. In Rotterdam stond de volgende ramp alweer voor de deur. Iedereen vreesde nieuwe ellende, niemand vermoedde in welke vorm.
Duitslands oorlogsindustrie bleef op volle toeren draaien om aan de vraag naar materieel en wapens te voldoen en breidde zich zelfs uit. De vraag groeide nu doordat het veroveren allengs omsloeg in terugvechten, zich verdedigen en de aftocht blazen. Er werden in Duitsland steeds meer mensen opgeroepen voor militaire dienst om tegenspel te kunnen leveren. Die nieuwkomers moesten worden voorzien van uitrusting en zij hadden het productieproces verlaten. Dat betekende dat er in de industrie een ernstig tekort aan arbeidskrachten ontstond.
Daarbij kwamen er ook nog steeds meer Duitse soldaten naar Nederland, terug van het front. Voor hen moesten defensieve stellingen worden opgeworpen, waardoor ook hier de behoefte aan arbeidskrachten was gegroeid.

De Duitse druk op Nederlanders om zich te melden werd daarom steeds groter. Aan de andere kant spoorden ‘Radio Oranje’ en het verzet de Nederlanders juist aan de arbeidsinzet te saboteren. Daaraan werd uitgebreid gehoor gegeven en ook keerden velen die waren ingezet gewoon weer terug naar huis. De verplichte aanmelding voor de arbeidsinzet was een complete mislukking geworden. De Duitsers zochten dan ook al geruime tijd naar een doeltreffender aanpak.
Omdat zij ervan op de hoogte waren dat bij de opmars in Belgiƫ de Amerikanen werden begeleid door de verzetsbeweging, wilden de Duitsers dat in Nederland voorkomen door in de bedreigde gebieden de weerbare bevolking te elimineren. Het mes zou zodoende aan twee kanten snijden, geen hulp aan de vijand en wel aan de eigen industrie. Hitler had het al mogelijk gemaakt dat het leger zelfstandig mannelijke krachten kon vorderen. Dat was slechts een begin. Er kwamen officieren naar Nederland met bijzondere volmachten voor het vorderen van arbeidskrachten.
Voor de Nederlanders en de Rotterdammers in het bijzonder kon dat slechts nog meer ellende betekenen. Want dat er al meer dan 40 duizend Rotterdammers als tewerkgestelden in Duitsland verbleven, was de Duitsers niet genoeg. Alle weerbare Rotterdamse mannen tussen de zeventien en veertig jaar moesten worden opgeroepen en opgepakt voor de arbeidsinzet.
Met het wegvoeren van nog eens ruim 50 duizend mannen zou de ‘razzia van Rotterdam’ de grootste uit de Nederlandse oorlogsgeschiedenis worden.
(wordt vervolgd)
nnn

Geen opmerkingen:

Een reactie posten