woensdag 14 september 2016

ANNA'S JAREN (166) - Zwaargewonde zwemmer

Nog in pyjama was ik op de tweede trap gaan zitten. Nog net kon ik het zien gebeuren. Ik zag de mof met zijn wapen gebaren dat de mannen voor hem uit de trap af moesten. Hij snauwde iets onverstaanbaars. Het klonk grimmig. Vlug innige omhelzingen. Jan en Karel gingen trapafwaarts en keken nog heel even om. Het geweer van de Duitser was al vanachter op hen gericht, de spijkers van zijn laarzen drongen door de traploper.
‘Die zie ik niet meer terug’, fluisterde Erie. Pathos was haar vreemd, ook nu. Haar woorden troffen juist daardoor hard. Rieka keek Erie strak aan, zweeg en volgde haar naar binnen. Ik zag de vrouwen hun zakdoeken grijpen.

Zodra de mannen op straat bijeen stonden, werden zij door de Duitsers in colonnes opgesteld en onder bewaking afgevoerd naar concentratiepunten, waar allen zich moesten aansluiten. Vandaar ging de tocht naar centrale verzamelpunten, op de rechter Maasoever onder meer in havenloodsen. Op zuid wisten de moffen een betere plek: de mannen werden bijeengedreven in het Stadion-Feyenoord. Dictatoriale regimes hebben nu eenmaal iets met het oneigenlijk gebruik van stadions. Het zou nooit veranderen. Een kleine dertig jaar later zou Thatchers vriendje in Chili, Pinochet, er ook nog steeds een handje van hebben.
(Foto: Wikipedia)
Door de strenge bewaking van de colonnes was vluchten zo goed als onmogelijk, bovendien waren alle te passeren kruispunten afgezet door gewapende soldaten. Gelaten liepen de mannen mee in dicht opeengepakte rijen. Het waren de vrouwen die zich niet inhielden en hun haat jegens de moffen uitten. Hoewel het was verboden gingen er nog flink wat de straat op, huilend, schreeuwend en scheldend liepen zij met de colonnes mee, sommigen met kinderen aan de hand. Enkele vrouwen probeerden, bewaking of niet, mannen uit de rijen te trekken. Anderen trachtten hun mannen nog wat kleding en dekens aan te reiken.
Ik werd halsoverkop aangekleed en ondergebracht bij opoe-om-de-hoek, en Erie en Rieka gingen achter de colonnes aan tot bij het stadion, waar zij zich mengden tussen een aangroeiende schreeuwende massa vrouwen, die de angst voorbij, de moffen uitscholden voor alles wat lelijk was. Het lukte de twee niet om ook maar een glimp van hun mannen op te vangen. Ontdaan keerden zij terug.

Op de verzamelplaatsen werden duizenden mannen in rijen opgesteld, wachtend op wisten zij maar wat. Urenlang stonden zij opeengepakt en tegen elkaar aangeleund, de regen kwam regelmatig met bakken naar beneden. De mogelijkheid om de behoefte te doen ontbrak nagenoeg. Wat er ging gebeuren moest een keuring voorstellen. Deze, en de controle op papieren gingen zo vluchtig en snel, steekproefsgewijs en met grote stappen, dat de meesten er niet eens wat van merkten. Wie dacht te kunnen worden vrijgesteld door een functie als gemeenteambtenaar of door een doktersattest kon zich melden, als hij snel was. Ambtenaren wilde het redelijk lukken, aan medische ongeschiktheid werd echter nauwelijks aandacht besteed, Duitse keuringsartsen vonden iedereen al snel geschikt.
In het Stadion-Feyenoord lukte het twee opgepakte Nederlandse artsen toch nog een aantal mannen vrij te krijgen. De meeste van hun adviezen legden de Duitsers echter naast zich neer. Lichamelijke gebreken maakten nauwelijks indruk. Alhoewel, Piet Roubos, medeoprichter van Knokploeg Rotterdam-Zuid, wist te simuleren zwaargewond te zijn en werd vrijgelaten. ‘Bolle Piet’, had het te druk bij de ‘havensabotageploeg’ om in Duitsland te gaan werken. In zijn eentje bracht hij in de Katendrechtse Haven een met duikbootonderdelen geladen schip tot zinken en vervolgens ging hij aan de slag bij de met betonblokken volgestorte ‘Westerdam’. Het zou als blokkadeschip gaan dienen in de Nieuwe-Waterweg en werd constant bewaakt door de Duitsers, er stonden zoeklichten op en er hingen netten omheen, tot onder water. Vier man in een roeiboot wisten de zoeklichten te omzeilen, en een gaatje in de netten te vinden. ‘Bolle Piet’ bracht vijf kleefmijnen op de scheepshuid aan. Een tijdklok zorgde ervoor dat de mannen zich in veiligheid konden brengen. De explosie stuurde de Westerdam meteen naar de bodem van de Merwedehaven.
Het hoofdkwartier van de LKP ontving de andere dag een felicitatietelegram van prins Bernhard.
Wat een kerel. Het afzinken van de grote bok Titan in de haven van Schiedam, het bevrijden van ter dood veroordeelden aan de Noordsingel, Piet was erbij. De held en waaghals zou de oorlog overleven en drager worden van de Militaire Willems-Orde. En oud zou hij worden, 91.

Jilles, evenals Anna’s andere zonen afgevoerd en in het stadion aangekomen, vond dat het nu weleens tijd werd de moffen te confronteren met zijn grootste talent, het vertellen van verhaaltjes. Om dat zo goed mogelijk te kunnen doen, moest hij eerst wat voorbereidingen treffen. Rustig, zoals hij altijd alles al deed, nam hij allereerst tussen de wachtende massa zijn glazen oog uit de kas, deed er zijn zakdoek om en borg het zorgvuldig op in een broekzak. Vervolgens bleef hij met vuilgemaakte handen net zolang met kracht over het natgeregende hoofdhaar strijken totdat elk volume ontbrak en het vettig op de schedel plakte. Enkele pieken hingen over het voorhoofd. Bleek en graatmager was hij al, het enige wat hij nog moest en kon doen bestond uit het produceren van wat speeksel en dat was best lastig, want de spanning van de razzia had hem toch wel een droge mond bezorgd. Het lukte, hij liet een klein straaltje uit een mondhoek lopen. Hiermee was, voor zover mogelijk, de grime voor de voorstelling voltooid, meer hulpmiddelen waren niet voorhanden…
(wordt vervolgd)
nnn

Geen opmerkingen:

Een reactie posten