En er was die oorlog die voorbij heette. Hanns Albin Rauter
werd gefusilleerd en op een geheime plaats begraven.
En er was die oorlog die koud heette. In mei ging het licht
in West-Berlijn weer aan en werden de barricaden van het spoor verwijderd. De
luchtbrug ging nog de hele zomer door, tot eind september. Stalin zou de
westerse troepen in Berlijn moeten dulden en moeten toezien dat de
Bondsrepubliek Duitsland werd opgericht.
En er was die oorlog die geen oorlog heette. In Den Haag
vergaderden de ministers over de toestand in Indonesië, zij besloten om Simon
Spoor wegens zijn verdiensten te bevorderen tot viersterren generaal. De
nieuwbakken generaal reageerde verheugd op zijn bevordering en overleed kort
daarop aan een hartaanval. De slopende werkdruk in Indië was de fysiek niet
sterke man uiteindelijk fataal geworden. Er waren geruchten dat Spoor was
vergiftigd omdat zijn disgenoot bij een lunch in Tanjung Priok ook ziek was
geworden en zelfs vier dagen in coma had gelegen. De geruchten bleven aanhouden
maar een bewijs kwam er nooit.
Voeding aan geruchten gaf ook de ramp met de KLM Lockeed
Constellation Franeker. Die kwam bij Bombay in slecht weer terecht, raakte met
het onderstel de top van een heuvel en brak in stukken. Alle inzittenden kwamen om het leven. Onder hen twaalf
Amerikaanse journalisten, die op uitnodiging van de Nederlandse regering
Indonesië hadden bezocht. Een snoepreis van jewelste, die het nodige effect
sorteerde, de verslaggevers raakten vol begrip voor het Nederlandse standpunt
en vreesden voor een communistisch Indonesië. Door de ramp vervloog de
Nederlandse illusie dat de publieke opinie in Amerika door hun berichtgeving zou
omslaan. Sabotage, werd er meteen gedacht. Ook hiervoor werd geen enkel bewijs gevonden.
Velen waren het aanhoudende gesodemieter meer dan zat en
hunkerden naar opwekkendere gebeurtenissen. Het was dan ook een goede zet van
museum Boijmans om de belangstelling voor kunst aan te wakkeren door de in
Rotterdam geboren schilder Kees van Dongen te eren met een expositie. Helemaal
goed ging het niet. Bezoekers die afkwamen op Van Dongens liefde voor het
vrouwelijk naakt bedierven de sfeer en brave burgers die er moeite mee hadden
dat voor de schilder de vrouw ‘het mooiste landschap’ was, maakten bezwaar. Het
gemeentebestuur van het vooruitstrevende Rotterdam gaf opdracht enkele
schilderijen te verwijderen. Enghartige en sombere tijden, nog steeds. Er bleef
weinig tijd en financiële ruimte voor ontspanning. Jans grootste hobby’s waren
vissen en kijken naar voetbal, vooral van Feijenoord. Hoewel hij ook de in
Xerxes spelende Faas Wilkes bewonderde, zo sportief was hij wel. Gelukkig was er onze gemeenschappelijke liefde voor
muziek want het lukte mij van geen kant om Jans andere genoegens op ook maar de
geringste manier te delen. Broer Karel zou daar later beter weg mee weten.
Jan nam mij enkele keren mee naar het stadion. Dat was snel over nadat hij had ontdekt dat ik op
cruciale momenten uitgerekend naar andere dingen zat te kijken. Jan vond het
gelukkig al snel zonde van het geld en ik hoefde nooit meer mee. De arme ziel
kampte toch al met de teleurstelling dat na Faas Wilkes ook nog enkele Feyenoorders
naar het buitenland vertrokken om daar voor geld te voetballen.
Ik deed
nog wel eens pogingen wat belangstelling te veinzen door, voordat hij thuis
kwam na een wedstrijd, op straat aan andere terugkerende liefhebbers te vragen
wat de uitslag was. Konden we er toch nog even over praten. Daar kwam ik snel
van terug nadat ik aan zo’n supporter had gevraagd ‘wat Feijenoord had gedaan’.
Ik had beter moeten weten want het chagrijn droop die vent van zijn kop.
‘Gevoetbald’, zei hij. ‘Nou dat is dan voor het eerst’, probeerde ik grappig te
zijn, en moest rennen voor mijn leven.
En dan dat
vissen...
Wij
fietsten naar het Rijsoordse Waaltje, Jan en ik, een behoorlijke rit. Hoewel
zeer vroeg op de ochtend werd het al behoorlijk warm, het was al een paar dagen
achtereen bloedheet. De banden plakten aan het asfalt. Het Waaltje lag er
prachtig bij, als een spiegel, wat een rust, geen sterveling te zien. Jan wist
precies waar hij een roeiboot kon huren en roeide al snel behoedzaam naar een
goede stek. Die wist hij te vinden, hij keek eens aandachtig naar het voor mij
rimpelloze water en het was ‘voor zijn roodkopere’. De boot werd vastgelegd aan
de bijgeleverde staken die Jan voorzichtig in de bodem had gestoken en hij
wierp lokaas in het water. Ik had Jan nog nooit zo gezien, stil, gespannen en
heel kalm. Hij zei dat hij op zo’n moment erg nerveus was.
‘Nou moet
je even heel rustig zijn om de vissen niet te verjagen, terwijl ik de hengels
klaarmaak. Laat de boot vooral ook niet bewegen.’
En dat
deed ik, heel rustig en stil zodat de boot niet bewoog en Jan niets merkte
gingen achter zijn rug uiterst voorzichtig mijn schoenen uit, mijn sokken, mijn
shirtje, mijn broek...
Onbeschrijflijk
lekker was dat, na zo’n warme fietstocht een plomp in het lokkende water van
het Waaltje! Het boven water komen viel wel tegen. Koeien boven de sloot,
noemden havenarbeiders het, als zij vanaf beneden anderen over de ruimrand
zagen loeren. Ik zag één koe boven de sloot, over de bootrand. Ik had nog nooit
eerder een koe met zo’n kwaaie kop gezien.
‘Gloeiende,
gloeiende, go...’, ben je nou helemaal besodemieterd. Ik vang zo geen vis
meer.’
De boot
werd nog een keer verlegd, het restant lokaas ging het water in, het mocht niet
meer baten, met verbeten koppen fietsten wij in de toegenomen hitte naar huis.
‘En, grote
vissen gevangen?’ zei Rieka.
‘Grote
vissen? Met die krotekoker zeker, die mag nooit meer mee!’
Daar was
Jans fameuze Laurel-krabbeltje weer eens.
‘Nou ja,
het was hartstikke warm en het water was zo lekker!’
‘Addenooieleheine!’
Gelukkig,
Jan hield nog van mij, want iemand die hij haatte, kon de
‘korenwindmolenrotpokke’ krijgen.
Rieka
moest ineens iets doen in de keuken.
(wordt
vervolgd)
nnn
Geen opmerkingen:
Een reactie posten