Rotterdam kreeg een bruistabletje.
Juliana opende in de zomer Rotterdam Ahoy’, een groot opgezette manifestatie
van waartoe de stad in staat was. De tentoonstelling besloeg het Park en een
deel van het voormalige Land van Hoboken, nu de locatie van Dijkzigt, toen een
grotendeels leeg gebied. Ahoy’ was kort na de bevrijding al gepland vanuit de
optimistische visie dat de wederopbouw van de stad inmiddels zou zijn voltooid.
Zover was het nog lang niet, wel waren de havens zo goed als hersteld en de
gehalveerde Rotterdamse koopvaardijvloot had inmiddels een grotere omvang dan
voor de oorlog. Architecten, kunstenaars en artiesten kregen de vrije hand om
het thema uit te werken. Onder hen Gerrit Rietveld en Karel Appel.
(Foto: Dirk van Eijk) |
Met Jan, Rieka en Anna een dagje erheen.
Anna, vief en goed genoeg ter been om het uitgestrekte tentoonstellingsterrein
te belopen, keek haar ogen uit en voelde net als Jan en Rieka de nostalgie
opborrelen bij het vermaakscentrum ‘Oudt Rotterdam’, waar vooroorlogse
uitgaansgelegenheden waren nagebouwd. Prompt weer verhalen over hoe gezellig de
oude binnenstad was, veel gezelliger dan die nabouwsels natuurlijk. Zij
benaderden de sfeer van vroeger in de verste verte niet maar gaven wel aardig
weer hoe het er destijds uitzag.
In het Paviljoen Rotterdam, met
vier grote wandschilderingen van Dolf Henkes, zag ik voor het eerst de
kleiplastiek van een beeld dat grote indruk maakte. Geboeid door de expressie
van de voor mij nieuwe vormentaal schuifelde ik er omheen. Ik kon er geen
genoeg van krijgen. Iedere nieuwe gezichtshoek bood verrassingen, die te lange
armen, het uiteengereten torso, het doorzakkende of misschien juist weer zich
oprichtende onderlichaam. Een driedimensionaal gestolde wanhoopskreet. Niet
iedereen kon het beeld waarderen, er was al een hevige discussie sinds het
ontwerp in Boijmans was getoond.
Eenmaal in brons werd ‘Stad zonder hart’ van Ossip Zadkine
wereldberoemd.
De euforie was kort, Rotterdam kwam weer met beide voeten op
de grond. Het werd druk met vertrekkende emigranten, emotionele taferelen aan
de Wilhelminakade en de Lloydkade, waar zij werden uitgezwaaid. Positieve
berichtgeving over Rotterdams grote manifestatie werd verder weggedrukt door
het nieuws dat de haven platging. Ook in Amsterdam legden twee- van de vijfduizend
havenwerkers het werk neer. Bouwvakkers, taxichauffeurs en stratenmakers
volgden. Alleen de EVC steunde de stakers, dus het haalde niets uit.
Dat nieuws was nog niet weggeëbd of de voorpagina’s kwamen
met ‘de misdaad van de eeuw’, volgens Hoover althans. In Amerika deed de FBI
een inval bij Julius en Ethel Rosenberg en sloeg het gezinshoofd voor de ogen
van zijn kinderen in de boeien. Ethels broer had om zijn eigen hachje te redden
Julius beschuldigd van spionageactiviteiten. J. Edgar Hoover besloot kort
daarna ook Ethel te grijpen om haar man, die in alle toonaarden ontkende, onder
druk te zetten. Het draaide erop uit dat het echtpaar werd beschuldigd van
landverraad. De aanklager benadrukte dat communist Julius geradicaliseerd was
en draaide hem de duimschroeven aan. Julius gaf geen krimp. Between the lines
waren er steeds weer verwijten aan de Sovjet-Unie.
Een proefmobilisatie voerde vervolgens de spanning nog eens
op. De westerse landen bereidden zich voor op een nieuw wereldconflict.
Soldaten, die door de soevereiniteitsoverdracht uiteindelijk
niet naar Indië waren gegaan, kwamen toch weer onder de wapenen. Iedereen
voelde de druk doordat de militairen via de radio werden opgeroepen en er overal
biljetten werden aangeplakt. Bovendien scheepten ruim zeshonderd Korea-vrijwilligers
zich in op het transportschip Zuiderkruis, dat vertrok vanuit Rotterdam.
Spanning in de wereld en in Rotterdam nog steeds een
noodsituatie voor het bedrijfsleven. Dat had er meer dan genoeg van. De opening door burgemeester
Oud van warenhuis Vroom en Dreesmann aan de Hoogstraat vormde dan ook
symbolisch de start van het opheffen van de noodkwartieren. Het ging nog een
kleine vijf jaar duren tot de laatste noodwinkel werd afgebroken. Rotterdam veranderde
langzamerhand in één grote bouwplaats. In het centrum werden de bouwputten vaak
zo ingericht dat het publiek er vanachter hekken een goed zicht op had.
Honderden mensen dromden om die hekken heen om de vaak spectaculaire bouw van
kantoren, warenhuizen en vooral banken gade te slaan. Veel ander vertier was er
niet voor de bevolking, die steeds minder enthousiast werd over de
bouwpolitiek, alhoewel de media de buitenwereld anders deden geloven.
Aangestuurd door de publiciteitsafdelingen van bedrijfsleven, banken en overheid
hielden zij niet op te melden hoe trots de Rotterdammer op de nieuwe
stadsontwikkeling was. In werkelijkheid viel het niet mee om groos te zijn voor
wie met een tot drie of vier personen gegroeid gezin nog steeds op een
zolderkamertje huisde met weinig of geen zicht op een woning. Want woningen
werden er nauwelijks gebouwd in het centrum en die zouden er ook niet snel meer
komen. De grondprijzen behoorden daar zo’n beetje tot de hoogste in Europa, een
tijdje alleen nog overtroffen door die van Monaco. Dat Rotterdam steeds meer in
de hoogte ging was dan ook niet zozeer een prestigekwestie als wel noodzaak. De
prijs dwong tot architectuur op postzegeloppervlak. Woningbouw ging naar de
randen van de stad.
(wordt
vervolgd)
nnn
Geen opmerkingen:
Een reactie posten