Het eerste jaar op de mulo bracht voor de meisjes handwerklessen in plaats van Duits. Sokken stoppen, knopen aanzetten, haken, breien en verstelwerk. Zij mochten eens achterop geraken bij de meisjes op de huishoudschool.
(Foto: Wikipedia) |
In plaats van onderricht in de Duitse taal verder nog enkele
lessen waarvan het logisch verband mij ontging. Tekenen en extra gymnastiek
voor de jongens en godsdienst voor ons allen. Een keer in de week werd de klas
geconfronteerd met een gefrustreerde, neurotische docent, die bij het minste of
geringste tegenwoord een roodaangelopen kop kreeg. Zijn les hield niet veel
meer in dan dat hij boekjes over godsdienst uitdeelde, waaruit hij de
leerlingen om de beurt een aantal pagina’s liet voorlezen. Die boekjes waren
niet erg toegankelijk, moeilijke taal, en bovendien was de tekst uiterst krap
geïnterlinieerd, wat de leesbaarheid niet bevorderde. Wie iets te vragen had kon
dat tussen de leesbeurten doen. Het swingde niet en het ging dan ook mis. In
een tekst – over de islam – stonden twee slecht gespatieerde zinnen zo
ongelukkig boven elkaar, dat je automatisch van de helft van de eerste zin
doorlas in de tweede helft van de volgende. Het arme meisje, dat moest
voorlezen, ging dan ook hopeloos in de fout.
‘Nee, dat staat er niet, je moet beter kijken uilskuiken, nog
eens.’
Weer mis, de beurt ging naar de volgende, die ook in de fout
ging, net als de derde.
‘Kunnen jullie nu niet eens een tekst vlekkeloos lezen, of
doen jullie dit expres?’
Het rood in het hoofd van de godsdienstleraar vloeide over
naar paars.
‘Als jullie hier te stom voor zijn, zal ik het wel doen.’
En hups, daar ging de leraar zelf in de fout.
Op het moment dat het lachen, gillen en loeien van de klas
verstomde kon je Dirk nog net horen zeggen: ‘Hij kan het zelf ook niet.’
Oorlog. De ogen van de docent schoten al vuur. Ik moest naar
voren komen tot vlak bij hem. Dichtbij hem moest ik meekijken in het boekje op
zijn lessenaar. Ik was op mijn hoede.
‘Kijk eens hier’, zei hij, met twee handen wijzend op de
tekstregels, ‘doordat die zinnen zo ongelukkig boven elkaar staan, las ik
ongewild van de ene naar de andere.’
Net op het moment dat ik wilde zeggen dat dit dus het
probleem was van iedereen, moest ik actie ondernemen. De rechterhand van de
leraar die zojuist nog op het tekstje wees, kwam los van het papier en ging met
alle kracht in de richting van mijn hoofd. Dat moest dus zo snel mogelijk weg
boven de lessenaar. Het lukte nog net, de vlakke hand schoot door en trof keihard
een hoek van het houten blad. Dat valt best tegen als je niet mag vloeken. Nu
zijn rechteronderarm toch op de lessenaar steunde, waagde de leraar vervolgens een
poging om mij van zich af te trappen. Het been van de docent was net te kort en
zijn lichaam benaderde een vrijwel horizontale positie. Ongedeerd ging ik voor
de zekerheid toch maar een paar stappen achteruit, met de gehele klas genietend
van het schouwspel dat werd geboden door des docents driftige bewegingen om
zich staande te houden.
‘Eruit, eruit, naar de gang!’
Daar had ik weinig moeite mee, het moest er in elk geval
beter toeven zijn. Alleen, hoe vermaak je je op zo’n ongezellige gang? De
prentjes aan de wanden maar eens bekijken. Daar gunde je jezelf nooit de tijd
voor. De deur van ons klaslokaal was in de hoek van de gang en achter die deur
hing ook nog een prentje. Even kijken. Op dat moment kletterde de deur open, de
godsdienstleraar verloste de klas van zichzelf terwijl hij mij klem zette achter
de deur en zich vloekend afvroeg waar ik
was gebleven. Ik voelde geen enkele behoefte mijn schuilplaats bekend te maken.
De volgende godsdienstles kon natuurlijk niet beginnen
voordat ik ter verantwoording was geroepen.
‘Als ik jou naar de gang stuur, ventje, betekent dat niet
dat je dan maar helemaal kunt verdwijnen’, sprak de leraar met een kalmte die
nog meer beangstigde dan voorheen zijn rode kop.
‘Ik was wel degelijk op de gang, u zette mij klem achter de
deur. U zei nog ‘godverdomme, waar is die vent nou weer’.’
Zodra de leraar boven het geloei van de klas uit kon komen, schreeuwde
hij dat ik mij moest melden bij het hoofd der school. Je melden bij het hoofd
der school, dat was niet mis en hoe deed je dat eigenlijk, aankloppen en naar
binnen stappen? Omdat hij eens was ingevallen voor een zieke leraar geometrie,
kende ik de man. Een vrij gedistingeerd iemand met keurig gekapte grijze haren,
die bij voorkeur met een sigaret tussen de vingers op afstandelijke wijze les
gaf. Hij oogde zeer streng. Schoorvoetend liep ik dan ook in de richting van
zijn kamer toen de Liefde Gods snuivend en bonkend als een tweede Zátopek langs
mij stoof en achter een slaande deur verdween. Ik hoorde hem binnen zijn stem
verheffen en bleef maar waar ik was.
Het duurde niet lang tot de docent de directiekamer verliet.
De deur half open latend zei hij: ‘Meld je.’
(wordt
vervolgd)
nnn
Geen opmerkingen:
Een reactie posten