woensdag 25 oktober 2017

ANNA'S JAREN (243) - Harde les


Het eerste jaar op de mulo bracht voor de meisjes handwerklessen in plaats van Duits. Sokken stoppen, knopen aanzetten, haken, breien en verstelwerk. Zij mochten eens achterop geraken bij de meisjes op de huishoudschool.
(Foto: Wikipedia)
In plaats van onderricht in de Duitse taal verder nog enkele lessen waarvan het logisch verband mij ontging. Tekenen en extra gymnastiek voor de jongens en godsdienst voor ons allen. Een keer in de week werd de klas geconfronteerd met een gefrustreerde, neurotische docent, die bij het minste of geringste tegenwoord een roodaangelopen kop kreeg. Zijn les hield niet veel meer in dan dat hij boekjes over godsdienst uitdeelde, waaruit hij de leerlingen om de beurt een aantal pagina’s liet voorlezen. Die boekjes waren niet erg toegankelijk, moeilijke taal, en bovendien was de tekst uiterst krap geïnterlinieerd, wat de leesbaarheid niet bevorderde. Wie iets te vragen had kon dat tussen de leesbeurten doen. Het swingde niet en het ging dan ook mis. In een tekst – over de islam – stonden twee slecht gespatieerde zinnen zo ongelukkig boven elkaar, dat je automatisch van de helft van de eerste zin doorlas in de tweede helft van de volgende. Het arme meisje, dat moest voorlezen, ging dan ook hopeloos in de fout.
‘Nee, dat staat er niet, je moet beter kijken uilskuiken, nog eens.’
Weer mis, de beurt ging naar de volgende, die ook in de fout ging, net als de derde.
‘Kunnen jullie nu niet eens een tekst vlekkeloos lezen, of doen jullie dit expres?’
Het rood in het hoofd van de godsdienstleraar vloeide over naar paars.
‘Als jullie hier te stom voor zijn, zal ik het wel doen.’
En hups, daar ging de leraar zelf in de fout.
Op het moment dat het lachen, gillen en loeien van de klas verstomde kon je Dirk nog net horen zeggen: ‘Hij kan het zelf ook niet.’
Oorlog. De ogen van de docent schoten al vuur. Ik moest naar voren komen tot vlak bij hem. Dichtbij hem moest ik meekijken in het boekje op zijn lessenaar. Ik was op mijn hoede.
‘Kijk eens hier’, zei hij, met twee handen wijzend op de tekstregels, ‘doordat die zinnen zo ongelukkig boven elkaar staan, las ik ongewild van de ene naar de andere.’
Net op het moment dat ik wilde zeggen dat dit dus het probleem was van iedereen, moest ik actie ondernemen. De rechterhand van de leraar die zojuist nog op het tekstje wees, kwam los van het papier en ging met alle kracht in de richting van mijn hoofd. Dat moest dus zo snel mogelijk weg boven de lessenaar. Het lukte nog net, de vlakke hand schoot door en trof keihard een hoek van het houten blad. Dat valt best tegen als je niet mag vloeken. Nu zijn rechteronderarm toch op de lessenaar steunde, waagde de leraar vervolgens een poging om mij van zich af te trappen. Het been van de docent was net te kort en zijn lichaam benaderde een vrijwel horizontale positie. Ongedeerd ging ik voor de zekerheid toch maar een paar stappen achteruit, met de gehele klas genietend van het schouwspel dat werd geboden door des docents driftige bewegingen om zich staande te houden.  
‘Eruit, eruit, naar de gang!’
Daar had ik weinig moeite mee, het moest er in elk geval beter toeven zijn. Alleen, hoe vermaak je je op zo’n ongezellige gang? De prentjes aan de wanden maar eens bekijken. Daar gunde je jezelf nooit de tijd voor. De deur van ons klaslokaal was in de hoek van de gang en achter die deur hing ook nog een prentje. Even kijken. Op dat moment kletterde de deur open, de godsdienstleraar verloste de klas van zichzelf terwijl hij mij klem zette achter de deur en  zich vloekend afvroeg waar ik was gebleven. Ik voelde geen enkele behoefte mijn schuilplaats bekend te maken.
De volgende godsdienstles kon natuurlijk niet beginnen voordat ik ter verantwoording was geroepen.
‘Als ik jou naar de gang stuur, ventje, betekent dat niet dat je dan maar helemaal kunt verdwijnen’, sprak de leraar met een kalmte die nog meer beangstigde dan voorheen zijn rode kop.
‘Ik was wel degelijk op de gang, u zette mij klem achter de deur. U zei nog ‘godverdomme, waar is die vent nou weer’.’ 
Zodra de leraar boven het geloei van de klas uit kon komen, schreeuwde hij dat ik mij moest melden bij het hoofd der school. Je melden bij het hoofd der school, dat was niet mis en hoe deed je dat eigenlijk, aankloppen en naar binnen stappen? Omdat hij eens was ingevallen voor een zieke leraar geometrie, kende ik de man. Een vrij gedistingeerd iemand met keurig gekapte grijze haren, die bij voorkeur met een sigaret tussen de vingers op afstandelijke wijze les gaf. Hij oogde zeer streng. Schoorvoetend liep ik dan ook in de richting van zijn kamer toen de Liefde Gods snuivend en bonkend als een tweede Zátopek langs mij stoof en achter een slaande deur verdween. Ik hoorde hem binnen zijn stem verheffen en bleef maar waar ik was.
Het duurde niet lang tot de docent de directiekamer verliet. De deur half open latend zei hij: ‘Meld je.’

(wordt vervolgd)
nnn

Geen opmerkingen:

Een reactie posten