De overkill aan informatie die op ons afkomt. Tegenwoordig kunnen wij er wel eens over klagen maar zo’n geschiedenis van die twee boksers, Louis en Schmeding, geeft toch wel de
noodzaak aan van pluriformiteit in de media.
J.C.Bloem (foto Wikipedia) |
Die veelvormigheid
was toen gering maar toch, een begin was er. Anna en Pieter L.C. plaatsten in
elk geval net als de concurrentie in hun café een leestafel met wat bladen, nog
maar een fractie van het huidige aanbod. Een van de populairste weekbladen was ‘Het
Leven’ dat al in 1906 voor het eerst uitkwam, verder was er de vanaf 1913
uitgegeven ‘Panorama’, een oorspronkelijk rooms-katholiek familieweekblad, dat
later zou uitgroeien tot een mannenblad voor ook bij de kapper. En een blad dat
vooral bij de kapper was te vinden, was 'De Lach’,
dat midden in de twenties voor het eerst uitkwam, met veel foto’s van, voor zover
dat toen toelaatbaar was, schaars geklede vrouwelijke filmsterren en melige
grappen.
Er was ook
een favoriete krant: ‘De Voorwaarts’, het latere ‘Het Vrije Volk’. Bij een veel
oudere krant, de ‘Nieuwe Rotterdamsche Courant’, was de letterkundige J.C. Bloem (‘Domweg gelukkig, in de Dapperstraat’) vanaf 1920 redacteur.
De hoofdredactie had er zeven jaar voor nodig om te ontdekken dat het hem
ontbrak aan ijver en na een aantal conflicten werd hij ontslagen.
Het Rotterdamse
bleef in de jaren twintig niet verstoken van het literaire leven, al was dat
dan verborgen in de steedse drukte. Diezelfde J.C. Bloem vond het voor een
kunstenaar een bij uitstek geschikte stad, niet door ‘wat het had, maar door wat het miste’. De kunstenaar werd er vooral
met rust gelaten en Bloem vond dat die er verlorener was dan in Parijs. Zo zie
je maar, je hoeft het niet altijd ver te zoeken.
Ter Braak en Victor van Vriesland woonden er ook, de laatste was na Bloem zeven
jaar lang redacteur letteren en kunst bij de NRC. Maar er gebeurde langzamerhand
meer, er werd in Rotterdam vernieuwend gewerkt op het gebied van architectuur,
film, fotografie en typografie door mensen die later een grote naam kregen, als bijvoorbeeld J.J.P. Oud, Joris Ivens, Jan Kamman, Paul Schuitema , Piet Zwart en Gerrit Kiljan.
De als
kunstschilder opgeleide Jan Kamman speelde een grote rol in de opkomst van de
Nieuwe Fotografie in Nederland, was niet bang van een experiment, creatief
architectuurfotograaf en fotografisch
vertolker van het ‘Nieuwe Bouwen’, waartoe onder andere het Feyenoordstadion en
de Van Nellefabriek behoren. Hij deed
ook reclamewerk, dat voor die tijd op hoog peil stond. Het bombardement op
Rotterdam van 1940 kostte hem zijn studio inclusief archief. Na de Tweede
Wereldoorlog begon hij weer te tekenen en te schilderen. Later heeft hij ook
nog les gegeven aan de Academie van Beeldende Kunsten, waarmee de geschiedenis voor
mij gelijk dichterbij kwam want dat deed hij nog in mijn academietijd zodat ik
het genoegen heb mogen smaken een jaartje fotografieles van hem te krijgen. Ik
leerde hem kennen als een aimabele, nog steeds gedreven man met mooie verhalen
over de primitieve omstandigheden in de fotografie van vroeger, waarbij het een
keer was voorgekomen dat er bij een productfoto een belichtingstijd van twaalf
uur nodig was. Zelfs toen al (1960) vonden wij dat ongelooflijk, even
stilzitten...
(wordt vervolgd)
nnn
Geen opmerkingen:
Een reactie posten