Naast die grote verhalen kon Jilles het vooral ook zomaar
hebben over kleine gebeurtenissen van vroeger, niets bijzonders maar het gaf
wel een beeld van het dagelijkse leven van toen. Zoals bijvoorbeeld die zondag
dat zij als jonge jongens met zelfgemaakte hengels visjes gingen vangen. Op
zondag moesten de kinderen er netjes bijlopen van Anna, in je kloffie heette
dat, maar als zij gingen vissen kregen zij oude spullen aan het lijf.
Hedendaags Katendrecht
verloochent de oude situatie niet
(Foto Dirk van Eijk)
|
Op zondag in oude kleren lopen.
Zolang zij met de hengels over straat gingen vonden zij dat
niet erg, want dan hadden zij een excuus, maar op een keer waren de hengels
verdwenen toen zij na het vissen een dutje in het gras hadden gedaan. Onbekende jongens hadden het visgerei gepikt en zij moesten
terug naar huis zonder hengels en in oude kleren. Dat zij de hengels kwijt
waren was geen probleem, zij maakten wel weer nieuwe. Maar in oude kleren over
straat op zondag! Zich schamend haastten zij zich, zoveel mogelijk achter
elkaar in de schaduw lopend, dicht langs de muren terug naar huis om de zondag
zo spoedig mogelijk goed gekloft verder te kunnen doorbrengen.
En dan was er dat verhaal over dat meisje, dat hulpeloos
langs de weg stond. Zij kon niet verder met haar gammele fiets waar van alles
aan mankeerde.
‘Kan ik iets voor je betekenen, Tilly?’ zei Jilles.
De eerst nog treurige ogen van het meisje, gingen nu naar groot
van verbazing.
‘Hoe...eh, hoe weet jij in hemelsnaam dat ik Tilly heet?’ zei
ze.
‘Tsjaaa’, zei Jilles en trok een geheimzinnig gezicht, ‘hoe
zou ik dàt nou weten?’
Ja, hij zou daar gek zijn en bekennen dat hij zo maar voor
het vaderland weg een meisjesnaam in de ruimte had gesmeten.
In elk geval, Jilles kon inderdaad heel wat betekenen voor
Tilly. Zij kregen later vier zonen en één dochter, Tilly.
En als Jilles dan helemaal niets meer wist te vertellen,
had hij bij een gezellig samenzijn altijd nog de mogelijkheid om zijn banjo te
pakken en iedereen aan het zingen te zetten of, geheel uit het hoofd ‘een komische voordracht voor een heer of
dame’ te brengen:
Flip Slokop van
Aldenbas
Die wonderwel in
eten was
kreupelrijmde hij dan in ouderwetse bewoordingen:
Kwam eens door Den
Haag gegaan
En zag een Jood
met kersen staan
Die riep vijf
centen maar een pond
Oom Jilles was niet bang voor de dood, zo verzekerde hij
zijn gehoor vaak, maar je moet er wel zo lang mogelijk mee wachten vond hij, want
al kom je daar dan wel nog zo netjes naast elkaar te liggen onder de groene
zoden, je kunt niet met elkaar lullen joh!
‘Zo is dat’ beaamde dan steevast een ander in het
gezelschap ‘doodgaan is nie errug, maar het stil legge!’, mij in opperste staat
van verwarring brengend over de betekenis van dat gezegde. Werd er nu mee
bedoeld het stilliggen van ná de dood, waar Jilles het over had, of juist van
er vóór, het ziek zijn dus. In die zin zou de betekenis iets kunnen zijn in de
trant van ‘geduld is een schone zaak’. Het is daarmee voor mij trouwens niet
het enige Rotterdamse gezegde dat multi-interpretabel is.
(wordt vervolgd)
nnn
Geen opmerkingen:
Een reactie posten