In augustus 1939 werd volkomen
onverwacht een niet aanvalsverdag getekend tussen Stalin en Hitler, het Molotov-Ribbentrop contract, waarmee de
toekomstige machtsgebieden van Duitsland en de Sovjet-Unie exact werden
afgebakend. Hitler kreeg de handen vrij aan het oostfront en Stalin zou
verschillende gebiedsuitbreidingen kunnen uitvoeren. Niet lang daarna werd
Polen in korte tijd door de Duitsers en de Russen veroverd en getiranniseerd. De
Duitsers maakten meteen een begin met het arresteren en vermoorden van
vooraanstaande Polen en Poolse Joden. Om tegen te gaan dat het Duitse volk
hierover het naadje van de kous zou weten, werd in Duitsland het luisteren naar
buitenlandse zenders verboden en zwaar bestraft.
Het Verenigd Koninkrijk en
Frankrijk verklaarden Duitsland de oorlog en in Nederland kwam de algemene
mobilisatie.
Anna’s zoon Dirk werd onder de
wapenen geroepen, wat de familie onverbiddelijk confronteerde met de ernst van
de situatie. De grauwheid van die tijd kreeg
de bevolking nu pas echt in zijn greep. De mobilisatie werkte sterk
ontregelend, bedrijven moesten hiaten in het personeelsbestand herstellen,
tientallen leveranciers aan de deur van brood, zuivel en groente verdwenen van
de ene dag op de andere. De mensen begonnen te hamsteren en er ontstonden nogal
eens rijen voor de winkels. Het
Rotterdamse uitgaansleven kreeg een gevoelige knauw, orkesten raakten
incompleet en het publiek bestond voor een steeds groter wordend deel uit
militairen. Relaties en familie van immigranten moesten vaak in het onderhoud
van de nieuwkomers voorzien en werden daardoor in toenemende mate
geconfronteerd met financiële problemen. Het Ministerie van Oorlog, zoals dat
toen heette, vorderde vliegveld Waalhaven. Stations, viaducten en belangrijke
gebouwen werden bewaakt, er werden distributiebonnen uitgereikt aan de
bevolking en stamkaarten, die dienden als identiteitsbewijs. Om benzine te
sparen mocht er op zondagen geen auto meer worden gereden, tenzij er over een
vergunning werd beschikt. Er kwamen gasmaskers in de handel.
Burgemeester J.P.Oud (Foto Wikipedia) |
Burgemeester en wethouders van
Rotterdam gaven een boekje uit: ‘Wenken op het gebied van de luchtbescherming’.
Burgemeester Oud schreef in het voorwoord:
‘Dat
het boekje U aangeboden wordt, moge U niet verontrusten. Zijn verspreiding is
geen uiting van het pessimistische gevoel, dat de ramp van de oorlog
onafwendbaar over ons komen zal. Wij blijven vertrouwen, dat het alles bij
voorbereiding zal blijven en dat, behalve voor oefeningsdoeleinden van
practische toepassing dezer beschermingsmaatregelen geen sprake zal behoeven te
zijn.’
Maatregelen die het boekje aangaf
bestonden uit het plaatsen van enige bakken met droog zand op zolder, een
stevige schop met een lange steel, enige emmers, teilen, kuipen met water.
Daarbij moesten daken en zoldervloeren worden voorzien van een brandwerende
verflaag.
Kortom, het was totaal niet
duidelijk wat voor een verschrikkelijk effect een luchtaanval per definitie
heeft. Oorlogvoering vanuit de lucht was dan ook een nieuw fenomeen.
De maatregelen kwamen doordat de Nederlandse regering,
evenals de Belgische, Franse en Britse, toch wel degelijk op de hoogte werd gehouden
van de in ontwikkeling zijnde Duitse aanvalsplannen. Dankzij een verzetsgroep
binnen het Duitse leger – zulke Duitsers waren er ook – die zich steeds meer
zorgen maakte over Hitlers voorgenomen plannen. De verzetsgroep trachtte deze
ook te saboteren. Er was trouwens ook burgerlijk verzet, dat zich in eerste
instantie vooral bezig hield met het in bescherming nemen van Joden. Maar na
Hitlers militaire successen namen de mogelijkheden voor alle verzet snel af.
Doordat Hitler zich over een periode van ruim een half jaar
bezig hield met zijn aanvalsplannen en hij ze ook steeds weer wijzigde of
afblies, werd het Ministerie van Oorlog telkens opnieuw met tegenstrijdige
informatie en vals alarm geconfronteerd,
wat de alertheid niet ten goede kwam. Regelmatig waarschuwde een Nederlandse
officier, die in Berlijn werkte bij het Nederlandse gezantschap, voor een komende
Duitse aanval. Deze majoor Bert Sas
waarschuwde kennelijk net iets te vaak, de Nederlandse regering geloofde hem
niet meer helemaal. En dan is het nog de vraag wat het slecht bewapende
Nederland van tevoren had kunnen uitrichten. Er was per definitie geen schijn
van kans tegen de Duitse overmacht.
(wordt vervolgd)
nnn
Geen opmerkingen:
Een reactie posten