Misschien was het toch nog anders
gelopen met de wereld als die zo fraai uitgekiende en goed voorbereide bomaanslag
niet was mislukt. Als...
In die Münchener Bräukeller, met de
zo fraai door Hitler in het plafond aangebrachte kogelgaten, kwamen acht mensen
erdoor om het leven maar niet de man voor wie de aanslag was bedoeld. Adolf
Hitler was, tegen zijn gewoonte in, deze keer na een toespraak even voor de
geplande tijd vertrokken, hij had haast om onder meer de aanval op Nederland
voor te bereiden. Omdat onder de Duitse bevolking het gerucht op gang kwam dat
de zaak was geënsceneerd, werd alles op alles gezet om de dader te pakken, er
werd 500 duizend mark uitgeloofd voor zijn opsporing. De moedige Georg Elser, die de bom had geplaatst,
werd binnen korte tijd gegrepen. De arme kerel had er meer dan een maand in de
nachtelijke uren aan gewerkt om een zuil vlakbij het spreekgestoelte uit te
hollen en de bom erin weg te werken. De Gestapo, Hitlers naar Russisch voorbeeld
georganiseerde geheime staatspolitie, geloofde als gebruikelijk weer niet dat
het om het werk van een eenling ging. Elser werd opgesloten maar jaren in leven
gelaten met de bedoeling meer uit hem te krijgen dan zijn bekentenis. In Dachau
zou de man, die mogelijk de geschiedenis een andere wending had gegeven, toch
nog worden vermoord, twintig dagen voor de bevrijding van het kamp.
De tegenstellingen in de wereld
werden nog weer eens benadrukt toen in Amerika het jaar 1939 werd afgesloten
met de feestelijke première van de film ‘Gone with the Wind’, een van de
grootste bioscoopsuccessen ‘ever’. De verfilming van het gelijknamige boek van
Margaret Mitchell werd geregisseerd door David
O. Selznik, Clark Gable had er samen met Vivien Leigh een hoofdrol in. De film zou uiteindelijk acht Oscars
krijgen, waarvan één voor een andere hoofdrolspeelster, Hattie McDaniel. Zij was daarmee de eerste Afro-Amerikaan die een
Oscar verwierf. Nederlanders zouden eerst nog de Tweede Wereldoorlog moeten
uitzitten om de film in de bioscoop te kunnen zien. En rond het
lanceringstijdstip van de film keerden vele in
Europa verblijvende Amerikanen terug als gevolg van de toenemende oorlogsdreiging.
Onder hen de man die voor een maandje als solist naar Europa
was gegaan maar wiens reis bijna zes jaar had geduurd, nadat hij Duitsland niet
in mocht. Hij was strontlazarus de studio binnengekomen, maar had niettemin gespeeld als een jonge god, had Annie
de Reuver over hem gezegd nadat zij een plaat met hem had mogen opnemen. Mogelijk
dat hij toen al graag en veel spirituosa tot zich nam, maar later zou hij pas
werkelijk zwaar aan de drank raken door de teleurstellingen die hij in de
muziekwereld moest verwerken.
Coleman
Hawkins was vaak op de Rotterdamse podia te zien geweest. Teruggekeerd in de
Verenigde Staten maakte hij een opname waardoor hij wereldberoemd werd als
tenorsaxofonist. De op akkoorden gebaseerde improvisatie in ‘Body and Soul’ was
een pionierswerk dat de basis legde voor het spel van velen na hem als Sonny Rollins en John Coltrane. Zijn muzikale intelligentie stond hem toe in latere
jaren moeiteloos te spelen met andere vernieuwers toen de bebop zijn intrede
deed, en dat zonder zijn eigen stijl te verloochenen.
Dizzy Gillespie, die zich aanvankelijk tot
de swing voelde aangetrokken speelde met hem. Later zou Gillespie tot de
grondleggers van de bepop gaan behoren, onder anderen met die andere grootheid,
Charlie Parker.
In die
periode was ook Frank Sinatra druk doende om zijn plaats te veroveren in de
muziekindustrie en dat ging lukken toen hij voor het eerst optrad met het
orkest van Tommy Dorsey. Dat was begin 1940 en in dat jaar zouden Tommy en
Frank meer dan veertig opnames maken.
Europa had
andere zorgen.
Foto van vroeger
(Collectie D.van Eijk) |
Precies
een maand na dat eerste optreden van Frank lieten twee trotse ouders in
Rotterdam een foto maken van hun zoontje. Een met de hand ingekleurd
studio-portret van een jochie op wie de uitdrukking ‘Hollands welvaren’ meer
dan van toepassing is en dat poseert met een door de fotograaf in zijn handen
gedrukt pluche hondje. Op de achterkant van de foto is met enige moeite de datum
van opname te ontcijferen: 20 februari 1940.
Een ‘foto
van vroeger’.
Hier heb ik een foto van heel lang geleden
Maar als ik blijf kijken dan wordt het weer
heden.
Niet dus.
Dat ‘heden worden’ lukt niet, al blijf ik nog zo lang kijken. Het is met mij, als
ik de foto in handen heb, wel even anders gesteld dan met Rob de Nijs als hij
een jeugdfoto bezingt.
Het
geportretteerde ventje is, anders dan in het liedje, nog maar iets meer dan
anderhalf jaar oud en uit die levensfase valt niets meer te herinneren. Deze
foto roept dan ook in plaats van herinneringen veel vragen op. Het portret is in
elk geval niet gemaakt naar aanleiding van een verjaardag, zoals in Robs liedje.
Maar wat zou dan de reden van mijn ouders zijn geweest om in die tijd van
snijdende spanning zo’n geïdealiseerd portretje van mij te laten maken? Even
vluchten uit de grauwe werkelijkheid misschien? Of was de reden misschien dat
het ventje vanaf dat moment op doktersadvies op dieet moest? Want het is bekend
én te zien dat hij maar doorschranste.
In elk
geval, die dieetkuur kwam eraan.
Nog geen
twee maanden na het maken van de opname viel Duitsland Denemarken en Noorwegen
binnen en werden de verloven van de Nederlandse militairen weer ingetrokken. En
nog weer een maand later vielen de bommen op Rotterdam.
(wordt vervolgd)
nnn
Geen opmerkingen:
Een reactie posten