dinsdag 29 september 2015

ANNA'S JAREN (97) - Vuur en vlam door vriend en vijand

Koningin Wilhelmina had al eerder herhaalde uitnodigingen van de Amerikaanse president Roosevelt gekregen om in geval van oorlog naar de Verenigde Staten uit te wijken maar was dat niet van plan en nu het zover was, dachten zij en Generaal Winkelman er geen moment aan zich over te geven. ‘Ik en mijn regering zullen ook thans onze plicht doen. Doet gij de Uwe.’  stond in haar proclamatie na de inval.
Op 13 mei, ’s ochtends om kwart over vier belde Wilhelmina de Britse koning George VI uit zijn bed om hem dringend te vragen vliegtuigen te sturen maar dat leverde vooralsnog niets op. De gewone man kon dat maar niet geloven, er werd eigenlijk niet aan getwijfeld dat de Engelsen snel zouden komen helpen bij de verdediging van het land. Er ontstonden geruchten; de Britten zouden al in Rotterdam zijn... Wishful thinking, in Hoek van Holland waren weliswaar Engelse soldaten aangekomen, maar hun commandant had geweigerd naar Rotterdam te gaan. Zij waren al weer vertrokken, en dat het Nederlandse leger alleen onmogelijk kon standhouden tegen de Duitse overmacht werd door velen maar al te goed begrepen.
Het kwam al zover dat Generaal Winkelman opdracht gaf de olievoorraden in Pernis te vernietigen, zodat die niet in handen van de Duitsers zouden vallen.

Evenwel wilde Wilhelmina nog steeds niets weten van een vlucht naar het buitenland. Op uitdrukkelijk verzoek van het kabinet De Geer besloot zij dan maar uit te wijken naar Zeeland, wat echter al meteen geen zin meer had. Toen er vanuit Hoek van Holland koers werd gezet richting Breskens, bleek de Zeeuwse kust onbereikbaar door mijnen. De koers werd verlegd richting Harwich en daarna ging de reis door naar Londen. Als gast van het Britse koningshuis nam zij haar intrek op Buckingham Palace.
Juliana, Bernhard en de prinsesjes waren de dag ervoor al vertrokken. Bernhard wilde aanvankelijk niet, hij vond dat hij zijn echtelijke plichten ruimschoots vervulde door vrouw en kinderen in IJmuiden af te leveren voor de overtocht.  Maar hij moest van Wilhelmina, er moeten harde woorden zijn gevallen. De ministers volgden en vanuit Londen werd zo goed en zo kwaad als het ging bestuurd, het verzet gesteund en latere terugkeer en wederopbouw voorbereid. Dirk Jan de Geer moest al na enkele maanden op aandringen van Wilhelmina het veld ruimen voor Gerbrandy. Zij zag hem eigenlijk allang niet zitten en De Geers standpunt dat Groot-BrittanniĆ« de oorlog nooit zou kunnen winnen en dat er vrede met nazi-Duitsland gesloten moest worden, gaf de doorslag.  Die houding werd gezien als schadelijk voor het aanzien van de Nederlandse overheid.
Gerbrandy
(Foto Wikipedia)
Dat kleine, zwaarbesnorde mannetje Piet Sjoerds Gerbrandy  was strijdbaarder en in tegenstelling tot De Geer niet bereid vredesonderhandelingen met de Duitsers te beginnen. Min of meer mosterd na de maaltijd voor wat betreft de publieke opinie. De Nederlanders hadden even niet zo veel vertrouwen meer in hun regering nadat deze tot het laatst had gepoogd het volk in slaap te wiegen.

In de Afrikaanderbuurt was de strijd snel uitgewoed waardoor iets verderop de bewoners van het Noordereiland meteen het slechtst af waren, zij verkeerden in de frontlinie, huizen gingen in vlammen op, er bleef geen raam heel, de energievoorziening viel uit en er ontstond al snel een tekort aan voedsel en drinkwater. De Duitsers gingen over tot het uitdelen van voedsel, uit eigenbelang, zij wilden elke mogelijkheid vermijden dat er mensen het eiland zouden verlaten, omdat die dan hun posities konden verraden. Toch, toen het in hun kraam te pas kwam, stonden zij twee mannen toe om met witte vlag over de Willemsbrug naar de andere oever te lopen. De mannen wilden de Nederlandse legerleiding verzoeken om tot capitulatie over te gaan om nog meer ellende te voorkomen voor de eilandbewoners. Die begonnen in wilde paniek te raken door geruchten dat er zware beschietingen ophanden waren. Het steeds weer verspreiden van vaak valse, alarmerende berichten behoorde tot de oorlogstactiek, waardoor niet was te bepalen wat er werkelijk aan de hand was. De twee mannen, onder wie de kapelaan van de plaatselijke parochie, hadden eerst onder ede moeten verklaren dat zij geen posities zouden verraden. Er wachtte hen een horribele tocht waarbij zij de lijken van vriend en vijand moesten passeren om de noordelijke Maasoever te bereiken. Daar aangekomen werden zij geblinddoekt naar de kantonnementscommandant Van Scharroo gebracht. Deze kon echter niet ingaan op hun capitulatieverzoek, aan een burgerdelegatie had hij geen enkele boodschap, en wanhopig keerden de twee moedige mannen terug, weer langs de lijken.
De angst had toen ook al toegeslagen op de zuidelijke oever. Velen durfden niet meer in huis te blijven en hadden een schuilplaats voor de nacht gezocht in de aanbouw van de Maastunnel. Een aantal Britse bommenwerpers, die de Duitsers aan de Waalhaven moesten bestoken, raakten uit koers en hun bommen kwamen op gebouwen in het centrum terecht. Als voorproefje van wat ging komen, stond er naast de rijke koopmanshuizen op het Noordereiland ook al een stadsdeel op de rechter Maasoever in brand. En Pernis stond inmiddels in lichterlaaie, in brand gestoken door Britse en Nederlandse Genie. Gestaag groeide boven de olieopslagtanks een dikke walm, die onheilspellend richting Rotterdam trok. Overigens lukte het de Britten toch nog wel vliegveld Waalhaven, althans voorlopig, voor de Duitsers onbruikbaar te maken.
(wordt vervolgd)
nnn

Geen opmerkingen:

Een reactie posten