Koningin
Wilhelmina had al eerder herhaalde uitnodigingen van de Amerikaanse president
Roosevelt gekregen om in geval van oorlog naar de Verenigde Staten uit te
wijken maar was dat niet van plan en nu het zover was, dachten zij en Generaal Winkelman
er geen moment aan zich over te geven. ‘Ik
en mijn regering zullen ook thans onze plicht doen. Doet gij de Uwe.’ stond
in haar proclamatie na de inval.
Op 13 mei, ’s
ochtends om kwart over vier belde Wilhelmina de Britse koning George VI uit
zijn bed om hem dringend te vragen vliegtuigen te sturen maar dat leverde vooralsnog
niets op. De gewone man kon dat maar niet geloven, er werd eigenlijk niet aan
getwijfeld dat de Engelsen snel zouden komen helpen bij de verdediging van het
land. Er ontstonden geruchten; de Britten zouden al in Rotterdam zijn...
Wishful thinking, in Hoek van Holland waren weliswaar Engelse soldaten
aangekomen, maar hun commandant had geweigerd naar Rotterdam te gaan. Zij waren
al weer vertrokken, en dat het Nederlandse leger alleen onmogelijk kon
standhouden tegen de Duitse overmacht werd door velen maar al te goed begrepen.
Het kwam al
zover dat Generaal Winkelman opdracht gaf de olievoorraden in Pernis te vernietigen,
zodat die niet in handen van de Duitsers zouden vallen.
Evenwel wilde
Wilhelmina nog steeds niets weten van een vlucht naar het buitenland. Op
uitdrukkelijk verzoek van het kabinet De Geer besloot zij dan maar uit te
wijken naar Zeeland, wat echter al meteen geen zin meer had. Toen er vanuit
Hoek van Holland koers werd gezet richting Breskens, bleek de Zeeuwse kust
onbereikbaar door mijnen. De koers werd verlegd richting Harwich en daarna ging
de reis door naar Londen. Als gast
van het Britse koningshuis nam zij haar intrek op Buckingham Palace.
Juliana, Bernhard en de prinsesjes waren de dag ervoor al
vertrokken. Bernhard wilde aanvankelijk niet, hij vond dat hij zijn echtelijke
plichten ruimschoots vervulde door vrouw en kinderen in IJmuiden af te leveren
voor de overtocht. Maar hij moest van
Wilhelmina, er moeten harde woorden zijn gevallen. De ministers volgden en
vanuit Londen werd zo goed en zo kwaad als het ging bestuurd, het verzet
gesteund en latere terugkeer en wederopbouw voorbereid. Dirk Jan de Geer moest al na enkele maanden op aandringen van
Wilhelmina het veld ruimen voor Gerbrandy. Zij zag hem eigenlijk allang niet
zitten en De Geers standpunt dat Groot-Brittanniƫ de oorlog nooit zou kunnen
winnen en dat er vrede met nazi-Duitsland gesloten moest worden, gaf de
doorslag. Die houding werd gezien als
schadelijk voor het aanzien van de Nederlandse overheid.
Gerbrandy (Foto Wikipedia) |
Dat kleine, zwaarbesnorde mannetje Piet Sjoerds Gerbrandy was strijdbaarder en in tegenstelling tot De
Geer niet bereid vredesonderhandelingen met de Duitsers te beginnen. Min of
meer mosterd na de maaltijd voor wat betreft de publieke opinie. De
Nederlanders hadden even niet zo veel vertrouwen meer in hun regering nadat
deze tot het laatst had gepoogd het volk in slaap te wiegen.
In de
Afrikaanderbuurt was de strijd snel uitgewoed waardoor iets verderop de
bewoners van het Noordereiland meteen het slechtst af waren, zij verkeerden in
de frontlinie, huizen gingen in vlammen op, er bleef geen raam heel, de
energievoorziening viel uit en er ontstond al snel een tekort aan voedsel en
drinkwater. De Duitsers gingen over tot het uitdelen van voedsel, uit
eigenbelang, zij wilden elke mogelijkheid vermijden dat er mensen het eiland zouden
verlaten, omdat die dan hun posities konden verraden. Toch, toen het in hun
kraam te pas kwam, stonden zij twee
mannen toe om met witte vlag over de Willemsbrug naar de andere oever te lopen.
De mannen wilden de Nederlandse legerleiding verzoeken om tot capitulatie over
te gaan om nog meer ellende te voorkomen voor de eilandbewoners. Die begonnen
in wilde paniek te raken door geruchten dat er zware beschietingen ophanden
waren. Het steeds weer verspreiden van vaak valse, alarmerende berichten
behoorde tot de oorlogstactiek, waardoor niet was te bepalen wat er werkelijk
aan de hand was. De twee mannen, onder wie de kapelaan van de plaatselijke
parochie, hadden eerst onder ede moeten verklaren dat zij geen posities zouden
verraden. Er wachtte hen een horribele tocht waarbij zij de lijken van vriend
en vijand moesten passeren om de noordelijke Maasoever te bereiken. Daar aangekomen
werden zij geblinddoekt naar de kantonnementscommandant Van Scharroo gebracht. Deze kon echter niet ingaan
op hun capitulatieverzoek, aan een burgerdelegatie had hij geen enkele
boodschap, en wanhopig keerden de twee moedige mannen terug, weer langs de
lijken.
De angst
had toen ook al toegeslagen op de zuidelijke oever. Velen durfden niet meer in
huis te blijven en hadden een schuilplaats voor de nacht gezocht in de aanbouw
van de Maastunnel. Een aantal Britse bommenwerpers, die de Duitsers aan de
Waalhaven moesten bestoken, raakten uit koers en hun bommen kwamen op gebouwen
in het centrum terecht. Als voorproefje van wat ging komen, stond er naast de
rijke koopmanshuizen op het Noordereiland ook al een stadsdeel op de rechter
Maasoever in brand. En Pernis stond inmiddels in lichterlaaie, in brand
gestoken door Britse en Nederlandse Genie. Gestaag groeide boven de
olieopslagtanks een dikke walm, die onheilspellend richting Rotterdam trok. Overigens
lukte het de Britten toch nog wel vliegveld Waalhaven, althans voorlopig, voor
de Duitsers onbruikbaar te maken.
(wordt vervolgd)
nnn
Geen opmerkingen:
Een reactie posten