vrijdag 4 maart 2016

ANNA'S JAREN (128) - Niets is zwartwit

Opmerkelijk is ook weer dat tijdens de Tweede Wereldoorlog Le Corbusier zijn functionalistische principes bleef toepassen als stadsplanner voor het Vichy-bewind. Het bewind van de antisemiet Philippe Pétain, dat onder Duitse controle stond van – en berucht werd door zijn collaboratie met – nazi’s en fascisten. Na de oorlog zou Pétain worden veroordeeld tot de doodstraf, door Charles de Gaulle omgezet in levenslang. Le Corbusier, wiens collaboratie hem nauwelijks werd aangerekend, zou zijn architecturale werkzaamheden weer snel hervatten. Nog in 1953 zou hij de stad Chandigarh in India ontwerpen. Weer later zou hij meedoen aan een competitie voor de wederopbouw van het centrum van Berlijn. En Brasilia, de nieuwe hoofdstad van Brazilië, zou voor een groot deel worden gebaseerd op zijn stedenbouwkundige opvattingen. Die zouden trouwens al snel zijn achterhaald, de naoorlogse mens verschilde enorm van de mens die Le Corbusier voor ogen stond, en ging zich niet in hokjes laten passen op een manier die alleen maar onder een dictatuur mogelijk is. 

Jean Cocteau
(Foto Wikipedia)
Opmerkelijk is nog weer eens dat een totaal andere kunstenaar, bij zijn bezoek aan het door de Duitsers bezette Parijs, een uitspraak deed over Hitler die wonderlijk dicht bij die van Le Corbusier kwam.
‘Dat zij hem de tijd moesten geven aan iets anders dan aan oorlog te denken’, zei deze man, die zich kennelijk niet realiseerde dat het meer voor de hand lag dat der Führer per definitie aan niets anders dan aan oorlog kon denken. Die man was Arno Breker, een van de bekendste Duitse beeldhouwers van de twintigste eeuw en tegelijkertijd de meestomstreden. En hij richtte zich daar in Parijs tot zijn begeleider, de Franse duizendkunstenaar Jean Cocteau. Een man die zich onder meer bezighield met schrijven, design, ballet, film en die ook nog eens zelf acteerde. De letterlijk en figuurlijk veelzijdige, want biseksuele, Cocteau was vooruitstrevend en behoorde als filmer tot de Franse avant-garde. Hij werkte met Picasso en was bevriend met toonaangevende kunstenaars en artiesten als Jean Marais, Marlene Dietrich, Coco Chanel, Erik Satie en Édith Piaf.
Opmerkelijk dat zo iemand er toch nogal rechtse opvattingen op nahield en in zijn dagboek Frankrijk verweet te weinig respect voor Hitler te hebben. Na de oorlog zou Cocteau dan ook worden beschuldigd van collaboratie. Maar hij zou al snel worden vrijgesproken, nadat was gebleken dat hij zijn contacten had gebruikt om vrienden uit handen van de nazi’s te houden.
Niets is honderd procent zwartwit. Dat gaat verrassend genoeg ook op voor Arno Breker, een van Hitlers ‘Lieblingskünstler’. Breker was in zijn begintijd sterk onder de indruk geraakt van Rodin en na een korte periode, waarin hij experimenteerde met abstractie, weer teruggekeerd naar een naturalistische, klassieke uitingsvorm. Hiermee schiep hij voor zichzelf bij uitstek de kans om als kunstenaar bij de ‘grote kunstkenner’ en Führer in de smaak te vallen. Tijdens een periode in Parijs, in de jaren twintig, behoorde hij tot de kring van kunstenaars als Picasso, Renoir, Cocteau, Maillol, Man Ray, Léger, Hemingway en Dali, om de bekendste te noemen. Ook hier dringt de vergelijking met Cocteau zich op. Maar Breker ging veel verder in zijn dienstbaarheid aan de nazi’s.
Opmerkelijk is dat hij beelden ging maken voor het nazibewind, terwijl hij zich eerst nog samen met beeldhouwer Georg Kolbe had ingezet voor meer tolerantie ten aanzien van de moderne kunstenaars van zijn tijd.
‘Niets is veranderlijker dan een mens’, zoals Rieka graag mocht zeggen.

Beelden voor de Olympische Spelen in Berlijn maakte Breker. Beelden die zoveel indruk op Hitler achterlieten dat de opdrachten binnenstroomden. Borstbeelden van Speer en Goebbels maakte Breker. Goedgelijkend maar toch geïdealiseerd. Een bronzen kop van Hitler maakte Breker. Deze ging als ‘staatsportret’ vele gebouwen sieren. Hitler bepaalde dat Breker, die hij de titel ‘professor’ had toegekend, met voorrang moest werken aan de creatie van het nieuwe Berlijn.
Breker raakte stevig bevriend met de ‘nette nazi’ Speer en begon te werken aan beelden bij de tribunes voor Speers beruchte Zeppelinfeld in Neurenberg. De staat zorgde voor gigantische ateliers waar kunstenaars en handwerkslieden, die voor een deel uit Franse krijgsgevangenen bestonden, Brekers ontwerpen realiseerden. En toen Hitler himself een lijst van twaalf ‘onvervangbare kunstenaars’ had samengesteld, waren Breker en Josef Thorak de grote coryfeeën op die lijst. Er was al een lijst van meer dan duizend ‘Gottbegnadeten’ en het rijtje van Hitler diende als belangrijkste aanvulling. Ook Georg Kolbe, van wie aanvankelijk na de machtsovername nog vele beelden uit openbare ruimtes waren verwijderd, werd vermeld in Hitlers ‘Sonderlisten’.
In 1948 zou Breker bij de denazificatie als ‘meeloper’ tot een boete van honderd Mark worden veroordeeld. Als verzachtende omstandigheid gold dat hij zich tijdens het naziregime voor verschillende vervolgden had ingezet. Daarbij waren ook Joden.
(wordt vervolgd)
nnn

Geen opmerkingen:

Een reactie posten