Opmerkelijk
is ook weer dat tijdens de Tweede Wereldoorlog Le Corbusier zijn
functionalistische principes bleef toepassen als stadsplanner voor het
Vichy-bewind. Het bewind van de antisemiet Philippe Pétain, dat onder Duitse
controle stond van – en berucht werd door zijn collaboratie met – nazi’s en
fascisten. Na de oorlog zou Pétain worden veroordeeld tot de doodstraf, door
Charles de Gaulle omgezet in levenslang. Le Corbusier, wiens collaboratie hem
nauwelijks werd aangerekend, zou zijn architecturale werkzaamheden weer snel hervatten.
Nog in 1953 zou hij de stad Chandigarh in India ontwerpen. Weer later zou hij
meedoen aan een competitie voor de wederopbouw van het centrum van Berlijn. En Brasilia,
de nieuwe hoofdstad van Brazilië, zou voor een groot deel worden gebaseerd op
zijn stedenbouwkundige opvattingen. Die zouden trouwens al snel zijn achterhaald,
de naoorlogse mens verschilde enorm van de mens die Le Corbusier voor ogen
stond, en ging zich niet in hokjes laten passen op een manier die alleen maar
onder een dictatuur mogelijk is.
Jean Cocteau (Foto Wikipedia) |
Opmerkelijk
is nog weer eens dat een totaal andere kunstenaar, bij zijn bezoek aan het door
de Duitsers bezette Parijs, een uitspraak deed over Hitler die wonderlijk dicht
bij die van Le Corbusier kwam.
‘Dat zij hem de tijd moesten geven aan iets
anders dan aan oorlog te denken’, zei deze man, die zich kennelijk niet
realiseerde dat het meer voor de hand lag dat der Führer per definitie aan
niets anders dan aan oorlog kon denken. Die man was Arno Breker, een van de bekendste Duitse beeldhouwers van de
twintigste eeuw en tegelijkertijd de meestomstreden. En hij richtte zich daar
in Parijs tot zijn begeleider, de Franse duizendkunstenaar Jean Cocteau. Een man die zich onder meer bezighield met schrijven,
design, ballet, film en die ook nog eens zelf acteerde. De letterlijk en
figuurlijk veelzijdige, want biseksuele, Cocteau was vooruitstrevend en
behoorde als filmer tot de Franse avant-garde. Hij werkte met Picasso en was
bevriend met toonaangevende kunstenaars en artiesten als Jean Marais, Marlene Dietrich, Coco
Chanel, Erik Satie en Édith Piaf.
Opmerkelijk
dat zo iemand er toch nogal rechtse opvattingen op nahield en in zijn dagboek
Frankrijk verweet te weinig respect voor Hitler te hebben. Na de oorlog zou
Cocteau dan ook worden beschuldigd van collaboratie. Maar hij zou al snel
worden vrijgesproken, nadat was gebleken dat hij zijn contacten had gebruikt om
vrienden uit handen van de nazi’s te houden.
Niets is
honderd procent zwartwit. Dat gaat verrassend genoeg ook op voor Arno Breker,
een van Hitlers ‘Lieblingskünstler’. Breker was in zijn begintijd sterk onder
de indruk geraakt van Rodin en na een korte periode, waarin hij experimenteerde
met abstractie, weer teruggekeerd naar een naturalistische, klassieke
uitingsvorm. Hiermee schiep hij voor zichzelf bij uitstek de kans om als
kunstenaar bij de ‘grote kunstkenner’ en Führer in de smaak te vallen. Tijdens
een periode in Parijs, in de jaren twintig, behoorde hij tot de kring van
kunstenaars als Picasso, Renoir,
Cocteau, Maillol, Man Ray, Léger, Hemingway en Dali,
om de bekendste te noemen. Ook hier dringt de vergelijking met Cocteau zich op.
Maar Breker ging veel verder in zijn dienstbaarheid aan de nazi’s.
Opmerkelijk
is dat hij beelden ging maken voor het nazibewind, terwijl hij zich eerst nog samen
met beeldhouwer Georg Kolbe had
ingezet voor meer tolerantie ten aanzien van de moderne kunstenaars van zijn
tijd.
‘Niets is
veranderlijker dan een mens’, zoals Rieka graag mocht zeggen.
Beelden
voor de Olympische Spelen in Berlijn maakte Breker. Beelden die zoveel indruk
op Hitler achterlieten dat de opdrachten binnenstroomden. Borstbeelden van
Speer en Goebbels maakte Breker. Goedgelijkend maar toch geïdealiseerd. Een
bronzen kop van Hitler maakte Breker. Deze ging als ‘staatsportret’ vele
gebouwen sieren. Hitler bepaalde dat Breker, die hij de titel ‘professor’ had
toegekend, met voorrang moest werken aan de creatie van het nieuwe Berlijn.
Breker
raakte stevig bevriend met de ‘nette nazi’ Speer en begon te werken aan beelden
bij de tribunes voor Speers beruchte Zeppelinfeld in Neurenberg. De staat
zorgde voor gigantische ateliers waar kunstenaars en handwerkslieden, die voor
een deel uit Franse krijgsgevangenen bestonden, Brekers ontwerpen realiseerden.
En toen Hitler himself een lijst van twaalf ‘onvervangbare kunstenaars’ had
samengesteld, waren Breker en Josef
Thorak de grote coryfeeën op die lijst. Er was al een lijst van meer dan
duizend ‘Gottbegnadeten’ en het rijtje van Hitler diende als belangrijkste
aanvulling. Ook Georg Kolbe, van wie aanvankelijk na de machtsovername nog vele
beelden uit openbare ruimtes waren verwijderd, werd vermeld in Hitlers
‘Sonderlisten’.
In 1948
zou Breker bij de denazificatie als ‘meeloper’ tot een boete van honderd Mark
worden veroordeeld. Als verzachtende omstandigheid gold dat hij zich tijdens
het naziregime voor verschillende vervolgden had ingezet. Daarbij waren ook
Joden.
(wordt
vervolgd)
nnn
Geen opmerkingen:
Een reactie posten