maandag 14 maart 2016

ANNA'S JAREN (130) - De kunst van overleven

Al voor de oorlog hield Werkman zich grensverleggend bezig op grafisch gebied. Bekendheid kreeg hij als drukker van ‘De Ploeg’, een Gronings collectief van vooruitstrevende kunstschilders, illustratoren en ook wel musici. Werkman maakte affiches, catalogi en uitnodigingen voor ‘De Ploeg’ en daarbij bleef het niet. Hij ging kunstbladen drukken en uitgeven, hij begon te schrijven en te experimenteren met druksels. Het niveau dat hij bereikte was dermate hoog, dat de door hem toegepaste drukseltechniek in de jaren zestig nog weleens lesstof kon vormen op kunstacademies, zoals ik mocht ervaren.
Vlak voor de Tweede Wereldoorlog begon, kwam Werkman in contact met Willem Sandberg, de hoofdconservator van het Stedelijk Museum in Amsterdam. Hij kocht niet alleen werk van Werkman, hij bezorgde hem ook zijn eerste solotentoonstelling in een galerie. Sandberg zou nog lang Werkmans promotor en belangenbehartiger blijven waardoor de waardering voor Werkmans werk ook buiten Groningen zou groeien. 
Na het uitbreken van de oorlog liet Werkman, samen met anderen, onder de naam ‘De Blauwe Schuit’ verschillende uitgaven verschijnen die voor de oplettende lezer kritiek leverden op het nazibewind. De teksten gingen vergezeld van ‘druksels’ door Werkman. De papierschaarste beperkte de oplage, waardoor de uitgaven vooral in het westen van het land gewilde verzamelobjecten werden. Werkmans bekendste werken uit die tijd zijn de ‘Chassidische legenden’. Zijn experimenten zouden als ontaarde kunst gaan gelden.

Willem Sandberg
(Foto Wikipedia)
Net als voor Dirk Hannema was voor Willem Sandberg het veiligstellen van de kunstverzameling de eerste zorg toen er oorlog dreigde. De Rijksoverheid bleef zo lang treuzelen dat ook in Amsterdam het heft in eigen handen werd genomen. De kunstwerken uit de vaste collectie van het Stedelijk werden weggehaald en ondergebracht op een veilige plaats. Sandberg nam zelfs het initiatief om een kluis te laten bouwen in de Castricumse duinen, waarin na de bezetting naast de Collectie van het Stedelijk ook die van het Rijksmuseum werd ondergebracht. Door het alerte initiatief van Sandberg waren eind 1939 de zalen in het Stedelijk al leeg. En net als Hannema liet ook Sandberg hedendaagse kunstenaars exposeren, waaronder Werkman. Samen met de diplomatieke directeur David Cornelis Röell wist hij het museum overeind te houden gedurende de oorlogsjaren. Al werden zij gedwongen twee door de Duitsers opgelegde tentoonstellingen te organiseren en hun Joodse werknemers te ontslaan. Zij hadden geen keus. Na de oorlog zouden zij hen in elk geval weer onmiddellijk in dienst nemen.
Anders dan Hannema ging Sandberg niet in de fout maar in het verzet, hij was onder meer betrokken bij de aanslag op het Amsterdamse bevolkingsregister. Hij behoorde tot de groep kunstenaars rondom Gerrit van der Veen die het plan had bedacht. Actief nam hij er niet aan deel omdat de kans op herkenning te groot was, hij had kort tevoren nog een aantal Amsterdamse politiemensen een rondleiding gegeven door het Stedelijk. Je kon niet voorzichtig genoeg zijn. En dat bleek wel, want de Duitsers waren toch nog snel op de hoogte van zijn betrokkenheid en loofden een beloning uit om hem te pakken te krijgen. Toen de Duitsers op jacht gingen naar de aanslagplegers, die zij later zouden fusilleren, troffen zij Sandberg niet thuis en wist hij te ontkomen. De Duitsers arresteerden Röell en hielden hem een maand gevangen. Sandberg leefde verder onder een schuilnaam met een vals persoonsbewijs en besteedde zijn tijd aan typografische experimenten en het vervalsen van documenten en stempels.
Het waren veelal kunstenaars en typografen die zich hiermee bezighielden. Eduard Veteman en Gerrit Jan van der Veen stonden hierin niet alleen, alleen de coördinatie ontbrak. De in Rotterdam geboren en aan de Rotterdamse kunstacademie opgeleide kunstenaar en grafisch ontwerper Dick Elffers, die van Joodse komaf was, vervalste niet alleen persoonsbewijzen en bonkaarten maar zag ook kans om met hulp van een betrouwbare ambtenaar Joodse familienamen te vernederlandsen in de Haarlemse Burgerlijke stand. Ondergedoken bleef hij doorgaan met zijn artistieke bezigheden. Elffers zou na de oorlog nog jaren artistieke prestaties op hoog niveau leveren en de ‘Staatsprijs voor Typografie’ ontvangen.
Otto Treumann, een Joodse vluchteling uit Duitsland, die in de jaren na de oorlog furore zou maken met zijn prachtige typografische vormgeving – hij zou in 1948 worden onderscheiden met de ‘Werkmanprijs’ en nog in 1994 met de oeuvreprijs van het Fonds BKVB – was ongelooflijk handig in het vervalsen van documenten en stempels. Hij vervalste zelfs Duitse bankbiljetten, waarmee wapens werden gekocht voor het verzet. Vervalsing beschouwde hij als de best mogelijke opleiding voor een ontwerper, en ook Sandberg schiep er behagen in de Duitsers te misleiden met zijn typografisch kunnen. Bewonderenswaardige uitgangsposities, om ondanks de repressie de passie voor het vak en de kunst in leven te houden.
(wordt vervolgd)
nnn

Geen opmerkingen:

Een reactie posten