Frieda Belinfante  was al in 1941 actief in het verzet, vervalste
persoonsbewijzen, ondersteunde onderduikers en bereidde met anderen de aanslag
op het Amsterdamse bevolkingsregister voor. Na die aanslag werden leden van
haar verzetsgroep opgepakt. Zij wist onder te duiken en later naar Zwitserland
te vluchten. Na de oorlog zou Belinfante naar Amerika vertrekken. 
Marianne Tellegen  deed al voor de oorlog van zich spreken. Zij verzette
zich toen tegen het wetsvoorstel van Romme, waarmee hij probeerde de crisis te
bestrijden door gehuwde vrouwen alle arbeid buitenshuis te verbieden. In de
oorlog begon Marianne Joden te helpen en leidde zij in de provincie Utrecht de
verspreiding van ‘Vrij Nederland’. Zij was actief betrokken bij de
Spoorwegstaking van 1944. Direct na de oorlog werd zij benoemd tot directeur
van het Kabinet der Koningin.
Zeventien jaar oud was Joke
Folmer  op het moment dat de Duitsers
Nederland binnenvielen. Zij ging school op het lyceum in Zeist. Joke kwam in
aanraking met het verzet doordat zij huiswerk bezorgde bij een Joods
vriendinnetje. Zij smokkelde meer dan driehonderd mensen over de grens, onder
wie 120 geallieerde piloten. Haar groep werd verraden in 1943 en Joke werd ter
dood veroordeeld. Kamp Vught, waar zij werd gevangengehouden, werd op ‘dolle
dinsdag’ ontruimd,  Joke werd vervolgens
meerdere keren verkast en haar doodvonnispapieren raakten achterop. Samen met medestrijdster
Nel Lind  kwam zij in Waldheim terecht waar de Russen beiden
bevrijdden.  
Hun terugtocht naar Nederland
was een boek waard: ‘The Walls Came Tumbling Down’ van Jet Roosenburg.  Journaliste
Roosenburg was na de Duitse inval gaan schrijven voor ‘Het Parool’ en werkte
als koerierster voor het verzet. Zij hielp neergeschoten piloten ontsnappen,
werd door de SD ter dood worden veroordeeld en kwam tegelijk met Joke Folmer en
Nel Lind vrij in Waldheim. Na de oorlog zouden
Joke en Nel samen reünies
organiseren waarbij Britse en Canadese luchtmachtveteranen nog eens de
vluchtroutes aflegden van Nederland naar de Zwitserse of Spaanse grenzen. 
|  | 
| Esmée van Eeghen (Foto: Wikipedia) | 
Omdat zij een affaire had met een Duitse officier was Esmée van Eeghen  omstreden. 
Ina Boekbinder  deed verzetswerk vanuit haar onderduikadres.
Zij vervoerde wapens in haar fietstassen en hielp Joodse kinderen onderduiken. 
In de Achterhoek speelden de twee
zussen Jolink een belangrijke rol, in
Tilburg bood Coba Pulskens  onderdak aan Joden, verzetslieden en piloten.
Amsterdamse Corrie ten Boom  bood met haar familie onderdak aan Joodse
vluchtelingen. Eveneens in Amsterdam wist de zich Tina Strobos  noemende Tineke Buchter  samen met haar moeder Marie Schotte  gefaseerd meer
dan honderd onderduikers thuis te verbergen. Tineke vervoerde radio’s, vervalste
persoonsbewijzen en voedselbonnen en verborg wapens die van de Duitsers waren
gestolen. Negen keer viel de Gestapo hun woning binnen, Tineke werd drie keer gearresteerd,
haar moeder tweemaal. Zij wisten de Duitsers om de tuin te leiden en kwamen vrij.
Direct na de capitulatie hadden de eerste onderduikers al bij
moeder en dochter voor de deur gestaan. Dat waren de socialistische vakbondsman
Henri Polak  en zijn vrouw. Het lijdt geen twijfel welk
gevaar hij liep als vooraanstaande vakbondsleider met Joods bloed. Bovendien
was hij al geruime tijd tekeergegaan tegen Hitler, de nazi’s en de NSB. 
‘Mussert c.s. zijn geen
andersdenkenden met wie men van mening kan verschillen, maar vijanden die
onschadelijk moeten worden gemaakt’,  had hij geschreven. 
De Christelijk Historische pers had zijn tirades tegen de NSB
als ‘onwaardig geschrijf’ betiteld. 
(wordt
vervolgd)
nnn
 
Geen opmerkingen:
Een reactie posten