dinsdag 9 mei 2017

ANNA'S JAREN (213) - De mouwen opgerold

De opvang van uit Europese landen teruggekeerde Nederlanders had nauwelijks zijn bestek gekregen of er kwam een grote stroom mensen vanuit voormalig Nederlands-Indië. Verdreven Nederlanders, Indo’s en Zuid-Molukkers. De Zuid-Molukkers waren van plan slechts tijdelijk naar Nederland te komen. Zij werden opgevangen in voormalige concentratiekampen.
Australië voelde geen enkele behoefte zich in een Nederlandse koloniale oorlog te mengen. Ook de Britten hadden geen zin de Nederlanders bij te staan, zij wilden orde brengen in samenwerking met Soekarno, die door de Nederlanders als collaborateur werd beschouwd omdat hij met de Japanners had samengewerkt. Internationaal gezien had de Republiek Indonesië meer bijval dan Nederland, dat tot onderhandeling werd gedwongen. Daarin werd geen vooruitgang geboekt en Nederland bouwde voort aan zijn vrijwilligersleger. In februari gingen de eerste Nederlandse militairen in Indonesië aan de slag ‘om er de orde te handhaven’. Het grootste deel van de Indonesische bevolking, vooral de jongeren, wilde de Nederlanders echter helemaal niet terugzien.

Door een fusie van verschillende partijen ontstond de Partij van de Arbeid. Mensen die in het verzet tegen de Duitsers hadden samengewerkt, wilden dat ook in de politiek blijven doen. De grootste tegenhanger werd de Katholieke Volkspartij. Er brak een tijd aan van hard werken, ‘niet lullen maar poetsen’. Tijdens het werk werd er geluisterd naar de ‘Arbeidsvitaminen’, het nieuwe programma van de AVRO, bedacht door Jaap den Daas.

➧ ‘Arbeidsvitaminen’ wordt het langstlopende radioprogramma ter wereld en krijgt een vermelding in het Guinness Book of Records.

Van het regeringsbrood waren wij nog lang niet af, dat zou blijven tot 1960. Als alternatief naast duurdere broodsoorten. Regeringswit en regeringstarwe, in een betere kwaliteit dan tijdens de oorlog, was goedkoper doordat er Nederlands graan in was verwerkt. De bakker kwam ermee langs de deur.
Het Humanistisch Verbond werd opgericht met als doel de vrije meningsuiting te bevorderen en de achterstelling van ongodsdienstigen tegen te gaan. Het reageerde op het ‘geestelijk nihilisme’ dat mede had geleid tot de verschrikkingen in het recente verleden.
Zij moesten en zouden komen, de tijden waarin weer volop gelachen, gemusiceerd, gezongen en gedeclameerd zou worden. Anders zou Jillis voor niets zijn zo goed opgeborgen banjo weer voor de dag hebben gehaald. Alleen, het duurde maar. De eerste jaren na 1945 werden bijzonder zwaar en zeker voor Anna, voor wie het noodlot nog wat in petto had.
Door de slechte voorzieningen was het werk in de havens onaanvaardbaar gevaarlijk. Bij gebrek aan kranen op de kades werd bij het lossen van schepen vaak gewerkt met de lieren van de schepen. Dat gaf meer risico omdat de bomen van die ‘winches’ op laag niveau konden overzwaaien. Arbeiders moesten constant de bewegingen van de winch in de gaten houden omdat de winchdrijver niet altijd goed zicht had. Het ging nogal eens mis en werd er een havenwerker geraakt of viel er een in een ruim na een poging een hijs te ontwijken. Als er een ongeluk gebeurde lieten schepen die niet aan de kades maar – zoals de havenwerkers dat noemden –  ‘op stroom’ lagen, hun sirenes loeien. Varende hulpdiensten werden dan gewaarschuwd. Dat was vaak tot in de Afrikaanderwijk te horen, zeker als andere schepen bijvielen. Het onheilspellende geloei beangstigde de vrouwen thuis. Zij zochten elkaar dan buiten op, tot duidelijk was dat het onheil hun deur was voorbijgegaan.
Na een ongeluk belde de politie aan bij de woning van een getroffene om het slechte nieuws te brengen. Het onschuldigste belletje kon op zo’n moment onrust veroorzaken. Zoals die keer dat Rieka’s deurbel dringend klonk door het trappenhuis, nadat schepen weer eens hun sirenes hadden aangezet. ‘Mevrouw wij hebben een boodschap voor u,’ klonk het vanaf de voordeur, die je vanaf boven door middel van een touw kon openen. Rieka schrok zich wezenloos en stormde met stokkende adem de twee trappen af. Beneden Jehova’s getuigen. Die werden geconfronteerd met een voor hen geheel nieuwe versie van Gods woord.
Enige tijd later was het voor Anna wel menens. De schepen hadden geloeid en nu was het wel degelijk de politie die aanbelde. Bij het lossen van een schip was een hijs afgezwaaid en had Pieter L.C. getroffen. Zijn borstkas was ingedrukt. Anna’s man zou nooit meer kunnen werken. Pieters toestand bleef verslechteren. Na enkele maanden overleed hij. Op de dag dat de Nieuw-Amsterdam weer aan de Wilhelminakade aanmeerde was de zorgzame man met de twee rechterhanden er niet meer. En Anna voor de tweede keer weduwe. Haar beide echtgenoten hadden de strijd, die broodwinning heet, niet overleefd. De verslagenheid was groot. Pieter, vader voor zonen en stiefzonen. Pieter, die zijn hele leven had geploeterd, vermoord. Vermoord door een afzwaaier, die Anna’s kans op een verdiend beter leven vermorzelde en haar overgaf aan uitkeringsinstanties.

Lieftinck zag geen noodzaak tot concessies aan de havenarbeiders. De havenbaronnen moesten kennelijk zo snel mogelijk weer kunst kunnen kopen. Veel havenarbeiders zagen geen andere mogelijkheid om het hoofd boven water te houden dan af en toe iets te stelen of te smokkelen. Een instinct dat zij hadden ontwikkeld tijdens keiharde oorlogsjaren. Menigeen kreeg het Huis van Bewaring van binnen te zien. Jan vormde daarop geen uitzondering.
Lieftinck realiseerde zich niet dat het werk in de havens nog lang zwaar en zeer gevaarlijk zou blijven. Drees zag protesterende  havenarbeiders als communisten.

Rotterdams hedendaagse haven
wordt gedomineerd door de container
(Foto: Wikipedia)
Ik zie in de volgende jaren niemand van Jans collega’s tot aan zijn pensioen werken. Arbeidsongeschiktheid door slijtage of ongeluk is schering en inslag. Jans vaste ploegmaat valt in een ruim en heeft een schedelbasisfractuur. Cor, de man van Rieka’s zus Dora, valt tweemaal in een ruim, de eerste keer komt hij eraf met een kaakfractuur, de tweede keer is hij op slag dood. Cors vader sterft enkele dagen voor zijn pensioen aan een hartstilstand. Wout krijgt te kampen met ernstige slijtage en moet afhaken. Jillis raakt enkele jaren voor zijn pensioen arbeidsongeschikt, drie van zijn vier zonen nog eerder. Halfbroer Wim haakt al snel af en gaat zijn brood verdienen als huisschilder.
Ik hoor Jan nog vaak vertellen over ongelukken, hij ziet collega’s om het leven komen en is dan dagen van streek. Jan vormt zelf zo’n grote uitzondering op het patroon van ongelukken dat de havenbedrijven hem vragen zitting te nemen in een veiligheidscommissie. Kort daarna valt ook hij in een ruim. Doordat hij al enige tijd lijdt aan slijtage in de nek, een bij het werk opgelopen huidvergiftiging en een chronische oogontsteking, heeft zijn alertheid ingeboet. Hij komt er goed vanaf doordat hij op zachte balen terecht komt, maar hij heeft wel een beneden werkende collega geraakt met zijn werkschoen. De diepte van een nagenoeg leeg scheepsruim komt overeen met twee of drie woonetages en dan komt zo’n klap hard aan, de getroffene is op slag arbeidsongeschikt. Enkele weken later krijgt Jan na een uitputtende werkdag een ongeluk in het verkeer en verdwijnt ook hij uit het arbeidsproces, op zestigjarige leeftijd. Wij zijn dan in de jaren zeventig van de vorige eeuw en de oorlog in de haven is iets uit vroeger dagen.
(wordt vervolgd)
nnn

Geen opmerkingen:

Een reactie posten