Vijfde druk uit 1881 (Wikipedia) |
1881. Het
jaartal van haar geboorte, symmetrisch evenals als haar naam ANNA, markeert het begin van het tijdperk van de tachtigers. Van
Deyssel, Kloos, Van Eeden, Verweij en consorten manifesteerden zich in een tijd dat ruim tien
procent van de Nederlandse bevolking analfabeet was en dat valt mij eigenlijk
nog mee, gezien er geen leerplicht was en zelfs nu nog steeds anderhalf procent
van de Nederlanders analfabeet is. Niettemin was er ook al een andere literaire
activiteit in die periode want omstreeks 1870 was de literatuur over Indië begonnen gestalte te krijgen.
De
gangmaker van dit genre was de in 1860 gepubliceerde roman Max Havelaar van Multatuli
(pseudoniem van Eduard Douwes Dekker ).
Dit boek over een man
die probeert te vechten tegen de corruptie in Nederlands Indië kreeg grote
invloed op de Nederlandse literatuur èn op de Nederlandse politiek.
Eduard Douwes
Dekker schreef het boek in slechts één maand, in een klein logement in Brussel
waar hij verbleef in de grootste armoede. Hoe gedreven moet die man zijn
geweest.
In 2002
werd het boek uitgeroepen tot het belangrijkste Nederlandstalig letterkundige
werk aller tijden.
Terwijl de
reacties op het boek uiteenliepen van afwijzing tot vooral mateloze bewondering
om zijn literaire kwaliteiten, was het de aanleiding tot de opbloei van een
nieuw genre, dat niet altijd even gelukkig uitpakte.
Eduard Douwes Dekker 1820-1887 (Wikipedia) |
‘Indië is ook in het litterarische eene
melkkoe’ schrijft een criticus (Conrad
Busken Huet ) in dat jaar 1881. Behalve
dat hieruit blijkt dat er wel degelijk al kritisch werd gekeken naar hoe ons
land met die kolonie omging, valt mij het taalverschil met nu op. Zouden wij de
spreektaal uit die tijd nu nog wel volledig verstaan, vraag ik mij af.
De
journalist P.A. Daum betoogde dat de romans over Indië gruwelijk
slecht waren en begon zelf met een feuilleton: ‘Uit de suiker en in de tabak’ in Het Indisch Vaderland. Later kwam het verhaal in Nederland in
boekvorm uit.
Of er veel
mensen in de onderlaag van de bevolking hiervan iets hebben meegekregen is de
vraag. De eerste leerplichtwet in Nederland, die kinderen van zes tot twaalf
jaar verplichtte tot het volgen van onderwijs, werd pas effectief in 1901.
Anna was
toen al negentien jaar oud maar zij was bevoorrecht, want zij kon lezen,
schrijven en rekenen. Misschien toch nog even op de schoolbanken gezeten en ook
van kinderen onder elkaar geleerd, misschien een beetje van de ouders geleerd en
nog weer later nog beter van de eigen schoolgaande kinderen. Behalve dat
laatste weten we het niet precies want Anna had nooit zo erg de mond vol over
zichzelf, een van haar charmes.
In die leerplichtwet
werden ook nog eens uitzonderingen gemaakt, meisjes mochten thuisblijven om het
gezin te verzorgen en alle kinderen van landbouwers mochten dat in de
oogsttijd.
Tot de wet
van kracht werd moest de bevolking het doen met de Kinderwet van Houten uit
1874. Volgens die wet was het verboden om kinderen tot twaalf jaar in fabrieken
te laten werken, landarbeid mocht echter weer wel en controle was er
nauwelijks.
Naast de
analfabeten moet er een groot aantal laaggeletterden zijn geweest in die tijd.
Dat terwijl in tegenstelling tot de huidige overkill aan informatie de
communicatie eind negentiende eeuw uit weinig meer bestond dan het geschreven
of gedrukte woord; de maatschappelijk laag gekwalificeerden bleven hiervan
uiteraard verstoken omdat daar het leeuwendeel van die analfabeten zat.
(wordt vervolgd)
nnn
Geen opmerkingen:
Een reactie posten