Anna werd
geboren in een stad waar bijna geen scholen waren en helemaal geen riolering.
Pas acht jaar later kwam er een plan voor de aanleg, te beginnen bij de
middenstand, die een watercloset met rioolaansluiting kreeg, daarna kwamen er steeds meer arbeiderswoningen aan de beurt. De tot dan toe regelmatig
voorkomende epidemieën van cholera werden hierdoor sterk beperkt.
Die
Aziatische buikloop had tot dusver honderden in Rotterdam het leven gekost.
Halverwege de negentiende eeuw tweeduizend in één jaar tijd.
De paardentram in 1922 van Rotterdam Slagveld naar Overschie (foto Wikipedia) |
De
levering van stroom werd gestart in 1894 en het duurde nog wel even tot de hele
stad Rotterdam was voorzien van energie, de eerste elektrische tram kwam elf
jaar later op straat.
En nog in 1925 reed de laatste paardentram van Rotterdam
naar Overschie. De paardentram is in de negentiende eeuw ontstaan uit de
omnibus, er werden rails aangelegd om het trekgewicht te verlagen en het rijcomfort te verhogen.
Ruim vijfentwintig jaar eerder dan die eerste elektrische tram
reed er al zo’n paardentram van het Beursplein naar Crooswijk, het stadsdeel
waar Anna werd geboren en waar het Rotterdamse dialect ontsprong. Kwam je uit
Crooswijk, dan was je pas een echte Rotterdammer met je zangerige uitspraak,
verkeerd gelegde klemtonen en het vreemde gebruik van lidwoorden: ‘Geef me de
zout effe an.’ Dan het gebruik van ’ie’ als persoonlijk voornaamwoord en direct
aan het werkwoord gekoppeld: ‘Je voelie zeker niet erreg lekker ?’ Het gebruik
van ‘eige’ in plaats van zich: ‘Ze lache der eige doot azze ’t hore.’
Alom
bekend is het gebruik van de ‘t’ in de eerste persoonsvorm: ‘Nou ik gaat’,
evenals de ontkenning van het bestaan van het werkwoord liggen: ‘Azzie val dan
leggie.’ Ook het werkwoord kunnen wordt vermeden, met kennen ken alles toch ?
In het
geboortejaar van Anna begon de aftakeling van Crooswijk als woonwijk.
Bedrijvigheid die werd geweerd uit het centrum van Rotterdam trok deels naar
Crooswijk. De Heineken bierbrouwerij vestigde zich er, de veemarkt en het
abattoir. Jamin was al in het jaar daarvoor met de suikerwerkfabriek aan de
Crooswijksekade begonnen. ‘Sjamin’ volgens de Rotterdammers.
De
reputatie van de fabrieksmeisjes was niet altijd even best. Drs.P. maakte er in
de vijftiger jaren van de vorige eeuw een liedje over:
Daar zijn de meisjes, ja de meisjes van de
suikerwerkfabriek
In dat suikerwerk heeft elke heer wel zin
Dus staan wij altijd bij de uitgang van de
suikerwerkfabriek
Want de snoepjes van Jamin
Die pak je uit en pik je in
(wordt vervolgd)
nnn
Geen opmerkingen:
Een reactie posten