Ondertussen liep Amerika voorop in de wereld op het gebied
van autobezit. Pionier Ford werd al snel beconcurreerd door vooral Chrysler en
General Motors, met als resultaat dat eind jaren twintig al één op de zes
Amerikanen een auto bezat. Daartegenover was het land op het gebied van de luchtvaart
echter flink achterop geraakt vergeleken bij Europa, waar je halverwege de
jaren twintig al geregeld tussen verschillende grote steden kon vliegen. Tot
aan 1927 beschikte Amerika nog niet over regelmatige luchtverbindingen. Steden
als San Francisco en Baltimore hadden zelfs nog niet eens een vliegveld terwijl
Rotterdam al zeven jaar het vliegveld Waalhaven in gebruik had en er al net zo
lang een KLM-lijndienst Amsterdam-Londen bestond.
Amerika was ook geen lid geworden van de Volkenbond, die de
wereldvrede zou moeten garanderen. Het vreemde was dat het een Amerikaanse
president was, Woodrow Wilson, die
het instituut had bedacht als een onderdeel van de vrede van Versailles. Maar
de Amerikaanse Senaat verwierp het verdrag en het isolationisme kreeg de
overhand in de Amerikaanse buitenlandse politiek.
In de jaren na de Tweede Wereldoorlog zou het geruime tijd bon
ton zijn om te beweren dat hier in Nederland alles vijftig jaar later gebeurt
dan in Amerika, maar bij het begin van de twenties was dat dus vaak anders. Ruim
een jaar later dan in Nederland werd bijvoorbeeld het vrouwenkiesrecht ingevoerd in dat land van auto’s.
New York was in de twenties in elk geval wel de meest door
verkeersopstoppingen geplaagde stad ter wereld. Er reden alleen al in die stad
meer auto’s dan in geheel Duitsland, terwijl er ook nog steeds paarden door New
Yorks straten liepen. Amerika ging de hoogte in en werd het land van wolkenkrabbers,
die in geen enkele grote stad ontbraken, ze werden vaak opgetrokken in een stijl
ontleend aan de Europese art deco.
(Afbeelding Wikipedia) |
Voor die
van Europa overgenomen stijl gaf Amerika de charleston terug, de dans die zo
onlosmakelijk is verbonden aan het beeld dat we van de twintiger jaren hebben.
De dans, genoemd naar een stad in South Carolina, was in een snelle variant vooral
in gebruik in de revues als
showdans en werd later ook een wat rustiger gezelschapsdans, verwant aan de foxtrot.
Die charleston was trouwens niet de enige trendy dans in
die tijd, er waren ook nog de shimmy, waarbij het lichaam stil wordt gehouden
op de schouders na, die beurtelings naar voor en naar achter bewegen, en de blackbottom,
afkomstig uit de theatershow Dinah. De blackbottom werd een sensatie in Amerika
en won aan populariteit ten opzichte van de charleston.
Terwijl er ook in Europa volop werd genoten van de nieuwste rages op de dansvloer, is het nog
maar de vraag of die in het land van oorsprong, het puriteinse Amerika, algemeen
werden gewaardeerd. De pers sprak bijna unaniem zijn afkeer uit over de vorm
van zedenverwildering in het uitgaansleven en vooral de blackbottom, waarbij de
billen van de danspartners tegen elkaar stoten, moest het ontgelden.
En dan de jazz, de jazz werd gezien als de motor achter die
ontwikkeling. De ‘New York Americain’ vond
het ‘pathologische, zenuwprikkende, seks uitlokkende muziek’. Dat sloot dus
aardig aan bij de opvatting van Henry Ford, die het immers ‘imbeciele muziek’ vond.
Waarom hield die man het toch niet
gewoon bij sleutelen?
(wordt vervolgd)
nnn
Geen opmerkingen:
Een reactie posten