Er valt niet aan te ontkomen. Het beluisteren van oude
muziekopnames brandt de geschiedenis vaak dubbelzijdig in het brein. De
gedachten worden niet alleen onweerstaanbaar gestuurd naar wat er vooraf ging
aan het moment van opname maar ook naar wat er daarna nog moest komen. Daaraan
kan ik mij zeker niet onttrekken als ik zijn‘West
End Blues’ uit 1928 met de baanbrekende solistische trompetintro te horen
krijg. Telkens weer ontroert mij de prille schoonheid van die vroege jazz in
topvorm. In de jaren vlak na de Tweede Wereldoorlog zou ik voor het eerst
kennismaken met de muziek van Satchmo, doordat pa zo gek op hem en zijn muziek was,
en naarmate ik meer van zijn leven te weten kwam groeide daarnaast ook de
bewondering voor zijn personage. Hij zou een belangstelling voor de jazz aanzwengelen
die mij de mogelijkheid zou bieden te genieten van de verdere ontwikkelingen in
die muziek, waarbij weer anderen als bijvoorbeeld Piet Noordijk – net als ik een jongen van Rotterdam-Zuid - een
grote rol zouden spelen. Ontwikkelingen waarmee Louis Armstrong het niet altijd
eens was trouwens, maar dat mocht niet deren. Zijn muziek zou later nog een
belangrijke rol gaan spelen in mijn leven.
In de voortrazende twenties werden de mogelijkheden voor de
film steeds groter doordat camera’s compacter werden en de cameradolly in
gebruik werd genomen. De filmindustrie groeide en de film met geluid begon op
te komen. Het Amerikaanse NBC werd het eerste radionetwerk van de
wereld.
Kid Ory’s band was de eerste zwarte band die op het Sunshine-label
platen maakte en Mamie Smith had een
groot succes met ’Crazy Blues’, het begin van de blues-rage. Zij was een zeer
populaire vaudeville-zangeres met een eigen showband.
Coleman Hawkins (Foto Wikipedia) |
Paul Whiteman kondigde de komst van de symfonische jazz aan met zijn hit
‘Three o’Clock in the Morning’ en Sidney
Bechet (ook al uit New Orleans) maakte furore met de tot dan toe in de jazz
ongebruikelijke sopraansaxofoon.
(wordt vervolgd)
nnn
Geen opmerkingen:
Een reactie posten