Drooglegging of niet, alcohol bleef beschikbaar. Door smokkel,
clandestien stoken en diefstal van industriƫle alcohol, die was
gedenaturaliseerd met giftige stoffen als strychnine en kwik om hem ondrinkbaar
te maken, een wettelijke verplichting. Doordat uit de voor consumptie
aangeboden alcohol die vreemde stoffen vaak slecht of helemaal niet waren
verwijderd kregen mensen problemen door het drinken ervan. Blindheid kwam niet
zelden voor en er overleed zelfs een groot aantal drinkers.
Ondanks dat de drooglegging een faliekante mislukking was,
werd deze zo’n dertien jaar gehandhaafd.
Vrijwel altijd was de bediening en het entertainment in de
speakeasies zwart en het publiek blank, en dat blanke publiek wilde muziek en
dat werd dus de jazz. Vooral in Harlem begonnen latere beroemdheden als Duke Ellington, een
uithangbordenschilder die een amateurdansbandje had opgericht dat al snel
uitgroeide tot een invloedrijke jazzband. Die band zou in het gedenkwaardige
jaar 1927 het huisorkest worden van de beroemde ‘Cotton Club’ en Duke Ellington
zou razendsnel aan bekendheid winnen, niet in het minst door zijn vernieuwende
composities.
In die Cotton Club werd Duke later opgevolgd door Cab Calloway, ook al in Harlem begonnen
en inmiddels een succesvol bandleider. En dan waren er de briljante pianist en
songwriter Fats Waller, en Bessie Smith, de keizerin van de blues,
die de belangrijkste zwarte zangeres van de jaren twintig zou worden.
Wie er ook pas kwam kijken was de in het ‘Back o’Town’
getto van New Orleans geboren en in een omgeving van danstenten en bordelen
opgegroeide grootste genie uit de begintijd van de jazz, Louis Armstrong.
Louis Armstrong (Foto Wikipedia) |
Zijn vader heeft hij nooit gekend, zijn moeder was
prostituee, hij werd opgevoed door zijn grootmoeder. Hij leefde als kind in
zo’n grote armoede, dat hij gekleed in vodden zijn kostje uit vuilnisbakken bij
elkaar moest zoeken. Hij lag vrijwel voortdurend overhoop met het wettelijk
gezag en was al aardig op weg naar galg en rad tot hij op nieuwjaarsdag 1913 met
een revolver het
startschot van een nieuw jazz-tijdperk gaf. Louis werd in een tehuis geplaatst,
waar hij de kornet leerde kennen en spelen. Na zijn vrijlating mocht hij het
instrument houden maar toen hij genoeg had verdiend om zelf een instrument te
kopen, gaf hij het terug, zodat ook anderen er gebruik van konden maken.
Louis Armstrong, ‘Satchmo’
had een hart van goud en is altijd een beminnelijk persoon gebleven. Duke
Ellington zei over hem na zijn dood: ‘Hij
werd arm geboren, stierf rijk en heeft in de tussentijd niemand benadeeld.’ En
dat is eigenlijk te weinig gezegd, want Armstrong deed ook veel goeds, vaak
spontaan en zonder publicitaire bijbedoeling.
Hij zou al in 1922 in Chicago spelen, bij King Oliver; drie jaar daarna met zijn ’Hot
Five’ en weer later met zijn ‘Hot Seven’ een aantal platen opnemen die tot de
absolute klassiekers van de jazz zouden gaan behoren.
Bekende, grote jazzmusici drukten hun stempel op hun tijd,
zij kwamen en gingen maar Armstrong bleef. Opmerkelijk is dat er zoveel goeds
over hem werd gezegd door andere grootheden.
Bing Crosby zei over Armstrong: ‘Hij
was de enige musicus aller tijden, die niet door iemand anders vervangen kon
worden.’
En Miles Davis: ‘Je kunt niets op een blaasinstrument spelen
dat Louis niet al heeft gespeeld.’
Satchmo zei er zelf van:
‘I want to give back some of the goodness
I recieved.’
(wordt vervolgd)
nnn
Geen opmerkingen:
Een reactie posten