De
Rotterdamse havens vernield, Schiphol verwoest, de infrastructuur kapot, het
land in puin en bezaaid met onontplofte explosieven, munitie en mijnen.
Gemiddeld verongelukten de eerste weken drie mensen per dag. Boeren konden hun
land niet bewerken en eisten dat de mijnen snel zouden worden verwijderd. Een
mooie klus voor Duitse krijgsgevangenen, zij hadden de mijnen immers gelegd.
Jammer dat de Conventie van Genève dat
niet toestond. De politiek wist echter even met termen te goochelen en was er een
oplossing, wij kennen dat. Krijgsgevangen Duitsers werden ‘surrendered military
personnel’ genoemd en liepen in geen tijd, na een korte opleiding, met
detectors door de velden te hopen dat zij ooit compleet, met alle armen en benen,
weer thuis zouden komen.
Anna en
Pieter L.C. betrokken de Katendrechtse woning weer. Pieters twee rechterhanden maakten
het huis bewoonbaar. Ook Jillis was weer op zijn oude stek, Pieter L.C. jr had
dankzij Anna een woning en niet veel later vond ook de weer boven water gekomen
Boudewijn iets bewoonbaars, in dezelfde straat. De familie begon elkaar weer vaak
op te zoeken. De verhalen over Van Meegeren kwamen steeds weer boven zodra de
krant er over berichtte. Ik genoot ervan. De oorlog, daar was ik goed vanaf gekomen,
geen hongeroedeem en mijn benen waren ook nog recht. Alleen het gebit zou
verder problematisch blijven. Rieka was al heel snel begonnen mij elke dag een
lepel levertraan toe te dienen. Met een lepel honing er achteraan als beloning
en om de smerige smaak weg te werken.
Er waren
nogal wat leeftijdgenootjes met o-benen en sommigen hadden zelfs een
merkwaardig gevormd hoofd of lichte scoliose. Door rachitis oftewel Engelse
ziekte; gebrek aan vitamine D en calcium veroorzaakte onvoldoende botvorming.
Schoolmelk, waaraan deze bestanddelen waren toegevoegd, hielp bij het
bestrijden van de kwaal. Maar ook de zon op de huid had een gunstig effect. Sommigen,
voor wie de maatregelen niet afdoende waren, kregen extra vitaminetabletten en
corrigerende oefeningen. Niet zelden ging het wel twee jaar duren tot zij
geheel van de kwaal waren verlost. Inmiddels was voetballen zo populair, dat
wie dan nog met kromme benen rondliep, de zware leren voetbal de schuld gaf.
Rumoerig
Rotterdam beleefde wilde havenstakingen en dat was niet zo gek, want het werk
was er zwaar en loeigevaarlijk. De havenarbeiders pikten de slechte CAO niet,
die was nog van 1938. Militairen werden ingezet als de onrust al te groot werd.
Ik zag hen met open jeeps op een menigte inrijden. Er sprongen drie mannen uit
die met ploertendoders op de mensen begonnen in te slaan. Ploertendoders voor
hardwerkende mensen die niets meer deden dan zich mokkend opstellen voor de
poorten van de havenbedrijven omdat zij menswaardige werkomstandigheden wensten
en een fatsoenlijke honorering. Stond je willekeurig ergens met meer dan twee
personen te praten, dan gold dat als samenscholing en vielen er knuppelslagen
zonder waarschuwing vooraf en niet alleen in de directe omgeving van de havens,
ook op het overgrote deel van Zuid. Er werd met motoren met zijspan cirkelend
in grote bochten op menigtes ingereden om ze uit elkaar te drijven. Kon je niet
op tijd wegkomen, dan had je pech. De media stonden er toen nog niet bovenop,
dat scheelde.
(Foto: Wikipedia) |
Hortend en
stotend kwam de vrijheid van het kinderleven op gang, je kon weer zorgeloos
buitenspelen, al bood beschadigd Rotterdam daartoe weinig gelegenheid. Wij
bedachten zelf dingen, zoals hoepelend met een fietswielvelg door de straten
rennen. Wij gingen op zoek naar munitie, die je nog steeds op de gekste plekken
kon vinden, en poetsten de koperen hulzen tot glanzende sierobjecten, niet
zelden nog compleet met kogelpunt. Dat vond je helemaal prachtig, want die had
een warmere kleur dan de huls. Er kwam een hele rij op het door opa Frits herstelde
nachtkastje naast mijn bed te staan.
En wij
haalden veel kattenkwaad uit, wat moest je anders. Ja, nog weer later, zittend
op de stoep autokentekens registreren, als je tenminste een dubbeltje van je
ouders had gekregen om een schriftje te kopen. Autokentekens opschrijven, je
moest er maar zin in hebben, want het duurde soms wel een halfuur eer de
volgende voorbijkwam. Te doen was het in elk geval wel en het leuke was dat de
meisjes het ook deden. Kon je samen met hen op de stoep zitten. Aan de
kentekens kon je zien uit welke provincie de bestuurder kwam en verder kon je
er niets mee. Alle vriendjes deden het, en wie er mee was begonnen en waarom
wist niemand. Het waaide over, meisjes gingen weer touwtje springen en jongens
begonnen op vrije middagen langs de havens te zwerven, om op de
gevaarlijkste plekken terecht te komen omdat alles was beschadigd en
bedrijfsterreinen niet waren afgesloten.
De haat
tegenover degenen die in de oorlogsjaren met de bezetter hadden samengewerkt
was nog altijd merkbaar aanwezig. In alle lagen van de bevolking. Dat vond zijn
weerslag in de rechtspraak. En kijk, dat had Han van Meegeren slim aangepakt.
Als collaborateur zou hij zwaar worden gestraft. Voor een vervalser lag het
anders. In de oorlog was vervalsing schering en inslag en de redding van vele
levens. Er kleefde nog een positief imago aan, zelfs verkeerd toegepaste
vervalsing woog niet zo zwaar als tegenwoordig. Piller was al zover dat hij de
‘Vermeers’ als vervalsingen erkende. Dat gaf echter nog geen zekerheid dat Van
Meegeren de maker was. De andere ‘Vermeers’ waren duidelijk kwalitatief minder
dan de Emmaüsgangers. Bovendien was
hij niet bereid de gewiekste Van Meegeren op zijn woord te geloven. Joop zou
Piller niet zijn als hij niet met een oplossing kwam. Een bewijs en stunt
ineen.
(wordt vervolgd)
nnn
Geen opmerkingen:
Een reactie posten