Van de wederopbouw
van Rotterdams binnenstad kwam voorlopig praktisch niets terecht. Alle energie
ging naar het herstel van haventerreinen. Het centrum bleef een troosteloze,
lege ruimte, omzoomd door de ‘brandgrens’. Mogelijkheden tot vertier bleven
beperkt. Voetbal – Feijenoord, Sparta, Excelsior, Xerxes – dat was
het wel zo’n beetje. En boksen, daar hielden de Rotterdammers ook van. Er
bevonden zich twee groten onder hen, Bep van Klaveren en Luc van Dam. In
augustus vochten zij om de Nederlandse titel in het middengewicht. In de Kuip. Wie
het maar even kon betalen ging kijken. ‘De grote strijd’, vijftien ronden van
drie minuten. Lang van tevoren hadden zij het er al over en na de wedstrijd,
die Van Klaveren won, konden Jan en Jillis er nog niet over ophouden. Van Dam
moest opgeven doordat een wenkbrauw openscheurde, een oude blessure. De
revanche kwam een maand later. Luc van Dam heroverde de titel alweer in het
Olympisch Stadion, doordat ditmaal Van Klaveren precies hetzelfde overkwam. Wie
er ook won, het was in elk geval een Rotterdammer. Van Klaveren erover in een
interview met Jules Deelder: ‘Nou ik sloeg ’m te pletteren toen die eerste keer
in het stadion zèg. Dat was gelijk van pak ’m beet, weetjewel, ik hield niet
van dat slome gedoe, ik sprong tussenbeien als een tijger of een panter door de
ring heen, daar stond ik bekend om…’
Vijfenzestigplus,
Anna stond er niet best voor. Onder de Ouderdomswet, die de confessionelen
wilden handhaven, moesten bejaarden het zien te redden met een minimaal
bedragje. En er vielen veel mensen buiten de boot. De nood onder arme ouderen
was hoog. Het was tijd voor verandering. Die kwam toen Willem Drees als
minister van Sociale Zaken de grondslag van sociale voorzieningen legde met de Noodwet Ouderdomsvoorziening. Drees noemde
de regeling ‘Noodwet’ om te benadrukken dat het om een tijdelijke maatregel
ging. De KVP zou mogelijk niet akkoord gaan met een definitieve, socialistische
oplossing. De communisten gingen akkoord, hoewel zij de uitkeringen veel te
laag vonden. Ongeveer de helft van de 65-plussers kwam er voor in aanmerking. Echtparen
zonder inkomen kregen achttien gulden per week, Anna een tientje. Landlopers,
gevangenen en andere ‘onmaatschappelijke lieden’ werden uitgesloten. Bij
misbruik van sterke drank kon de uitkering worden ingetrokken. Drees was
geheelonthouder.
Veel
bejaarden waren blij met het minimum pensioentje. ‘Vader Drees’ werd er zeer
populair door, kreeg bloemen, brieven en cadeaus.
➧ De Noodwet
Ouderdomsvoorziening is de opmaat naar een uitbreiding van de sociale
voorzieningen, al duurt het nog even. Toenemende welvaart en groeiend besef van
sociale rechtvaardigheid zijn de motor. In 1957 wordt de Algemene Ouderdomswet
van kracht, waardoor iedereen premies moet afdragen.
Thuis bij
Anna in haar weinige foto´s snuffelen. Foto´s uit een oude schoenendoos één
voor één in handen nemen, gebroken hoekjes rechtbuigen, omkeren, de achterkant bekijken,
cryptische potloodaantekeningen proberen te ontcijferen en dan weer naar de
voorkant. Fysiek genot dat geen digitaal archief kan leveren.
Op een
gegeven moment had ik een bruinige, ietwat schimmige foto in handen. Van een
prachtige, jonge vrouw. Oogverblindend. Ik kon mijn ogen er niet van afhouden.
´Wie is
dat opoe?’
‘Dat ben
ik.’
Ik bespeurde
verlegenheid, Anna giechelde.
Kinderen
kunnen zich er geen voorstelling van maken dat oude mensen ooit jong en mooi
waren. Niet veel later zou ik een glimp van die verloren schoonheid opvangen
toen ik onverwacht Anna’s kamer binnenstapte en haar betrapte op het moment dat
zij toilet maakte, iets wat altijd in het verborgene gebeurde. Heur haar,
normaliter bedwongen in een wrong op het achterhoofd, hing los en reikte tot
aan haar middel. Voor de kapper was er geen geld. Dat haar, dat ik alleen maar
als witgrijs kende, was voor de onderste dertig centimeter nog pikzwart.
Anna had
ook donkere ogen, nog wat Indisch bloed in de aderen. Zij stamde af van een
door een Nederlandse theeplanter bij een baboe verwekt kind. De plantage van
die voorzaat, op Welgelegen, moet omvangrijk zijn geweest. En de erfenis had dat
ook kunnen zijn als Soekarno geen roet in het eten had gegooid. Wat restte,
waren advocatenrekeningen. De onenigheid over de betaling ervan was uitgelopen
op ruzie, die ontaardde in een strijd waarbij de boerse zijde van de familie
elkaar met paardendrollen bekogelde. Waarvan later verslag met een lach, door Anna.
Vervlogen illusies. Zij had mij een
piano beloofd als het geld binnenklotste. Voor iedereen had Anna wat bedacht. De
uitkeringen waren nog steeds niet genoeg om van te leven. Anna, die ‘van Drees
ging trekken’ zag de regeling desalniettemin als een nieuw begin, gewend als
zij was van nog minder rond te komen. Zij begon een leven als van een
bohemienne, telkens weer blij met haar uitkerinkje, stelde zij zich in dienst van
kinderen en kleinkinderen. Zodra Anna haar geld had opgestreken begon zij vanaf
Katendrecht een tocht langs de familie, om gul uit te delen, mee te eten, een
of twee nachtjes te slapen.
En vooral
om te praten, vertellen en lachen.
‘You talk too much, Anna,
you talk too much’.
Zij legde
alles lopend af en weer teruggekeerd in haar eigen woning, had zij al snel geen
geld meer voor eten en moest zij een tweede ronde beginnen, ditmaal niet om uit
te delen maar om te ontvangen.
En altijd
praten, vertellen en lachen, dollen met kleinkinderen. Van zo’n opoe wilden zij
er wel zes.
‘Wat zijn
je schoenen mooi gepoetst, ze glimmen als een hondenkulleke in de manenschijn.’
Ondeugende
raadsels, ondanks Jans corrigerend ‘moeder, moeder’:
Geel istie
Wit pistie
Stijf statie
Hard gatie
Hoe
belangrijk moet zoiets simpels als de waterkraan ooit zijn geweest in Anna’s
leven.
(wordt vervolgd)
nnn
Geen opmerkingen:
Een reactie posten